Dat de zwarte mannen een morfogenetisch veld vormen is vanaf heden bewezen. Zonder onderling contact speelt Jack White de laatste dagen in de hoofden van een aantal zwarte mannen letterlijk en figuurlijk een grote rol. Was het gisteren zwarte man Fousert die gevoed door de witte man een stukje schreef. Vandaag en overmorgen doet Black Bill verslag van zijn ervaring met Jack White.
Het was in de Adelaide Hills –
ten oosten van Adelaide, in Zuid-Australië – dat ik voor het eerst de muziek hoorde
van The White Stripes, het bluesrock duo rond wonderkind en gitaargeweldenaar Jack
White. Ik hoorde het gewoon op de autoradio, hoor. Het was niet zo dat The
White Stripes ergens in de Adelaide Hills op een podium aan het spelen waren.
Daar zijn de Hills niet het
gebied voor. Er wordt daar namelijk fruit geteeld. Grotendeels appels en
citrusvruchten. Zo nu en dan kom je een aardbeienveld tegen in de Hills. Bij de
boer haal je een emmer op en dan pluk je voor een luttel bedrag zoveel
aardbeien als je wilt. Zelf heb ik nooit goed begrepen wat de erotische
fascinatie van vrouwen met fruit is, maar ik weet wel dat wanneer ik met een
emmer over zo’n veld kruip, ik continu gekreun van de dames om me heen hoor. Is
het omdat rechtstreeks uit de grond getrokken aardbeien zo verrekte heerlijk
zijn? Of is het omdat ik zo’n lekker dier ben? Ik hou het op het laatste, maar
ik vermoed het eerste.
Fruit is niet duur in de Adelaide
Hills. Een vijfkilo zak vol Fuji appels – in Nederland schier onbetaalbaar –
schaf je daar voor anderhalf euro aan. Ze zijn ook nog eens zo vers van de
boom, en zo vol smaak, dat je al een halve zak opgegeten hebt voordat je kunt
zeggen:
- Wat de fuck was dat?
Waarop het antwoord dan luidt:
- Fuji appels!
Dat had ik dus niet met de muziek
van The White Stripes. Ik vond er eerlijk gezegd geen reet aan. Het klonk mij
allemaal te kaal in de oren, alleen maar die hortende drums, die bluesachtige
gitaar en die vervormde stem. Noem mij een fijnproever, maar ik meende daar in
de Adelaide Hills heel goed zonder The White Stripes in mijn leven te kunnen
bestaan.
Ik propte nog eens een Fuji appel
in mijn mond en reed door naar Piccalilly om daar een enorme zak vol
paardenstront voor mijn tante te kopen. Sommige mensen nemen soesjes en bloemen
mee, maar een echte kerel zoals ik komt liever met een zak vol paardenvijgen
bij zijn tante.
Het was het jaar 2001.
Terug in Nederland waren we nog
maar net bekomen van de dramatische aanslag van 11 september op The Twin Towers,
of The White Stripes traden op in het alternatieve muziekcentrum Vera in de
Oosterstraat in Groningen. Han – die meer moeite heeft met oud worden dan ik en
graag de vinger aan de pols houdt van wat hip is, om zo de onverbiddelijke
teloorgang nog enigszins tegen te houden – vroeg of ik meeging naar het
concert.
-
Hrumpf, antwoordde ik.
-
Wat zeg je?
Ik werkte de laatste resten van
de bij de C1000 gekochte Fuji appel weg. De appel was wel knapperig en zoetzuur
van smaak, maar het kwam bij lange na niet in de buurt van het orgastisch
genoegen zoals ik het in de Adelaide Hills aan Fuji appels beleef.
Vera was uitverkocht die avond en
het was er stampvol. Han en ik bleven helemaal achterin de zaal en konden van
wat er live op het podium gebeurde absoluut niets zien. We konden het
natuurlijk wel horen. Han vond het goed. En ik vond er nog steeds geen reet
aan.
Noem mij een fijnproever. Of noem
mij een fijnproever op leeftijd. Ik vind het best. Maar The White Stripes zijn
nu eenmaal geen Deep Purple, ze zijn geen Pink Floyd, ze zijn geen Iggy Pop &
The Stooges, ze zijn geen Replacements, ze zijn geen Hüsker Dü, ze zijn geen
Echo & The Bunnymen, ze zijn geen Led Zeppelin. Niets van dat al. Ik hoorde
er gewoon niets in, behalve kale, tot op het klokhuis afgekloven bluesrock,
waar ik sowieso niet echt een uitgesproken fan van ben.
-
Vond je het wat? vroeg Han nadien.
-
Nee, zei ik.
Op dat moment liep de twee
muzikanten van The White Stripes ons op amper een meter afstand voorbij, op weg
naar de kleedkamer. Beide White Stripes in wit en rood gekleed. Gitarist Jack
met zijn fijngesneden gezicht, drumster Meg met haar melancholische blik. Wist
ik veel dat het een historisch moment was. Het enige waar ik naar staarde waren
de ronde, volle borsten van Meg. Rond en vol als… Pront waren ze ook. Rond, vol
en pront als… Mooie borsten waren het. Mooi, rond, vol en pront als…
-
Wil je nog een biertje? vroeg Han.
-
Ik blief wel een appel, zei ik.
(Wordt vervolgd)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten