vrijdag 30 maart 2012

Donald Duck en de Langeleegte

Vol trots presenteren de zwarte mannen een bijdrage van Siebrand Vos. Geboren en getogen in Börkomnij zitten de veenkolonies dieper dan diep in zijn genen. Inmiddels alweer jaren woonachtig in Maastricht en werkzaam voor de Limburger hebben wij unaniem besloten Siebrand toe te laten tot het zwarte mannen gilde. Iemand die jaren voor het Dagblad van het Noorden over muziek en film heeft geschreven en bij het horen van het fenomeen zwarte mannen spontaan in de pen klimt om een bijdrage te leveren en toezegt ons binnenkort te vergezellen op de tribune die wil je er bij hebben. Lees en begrijp.


Op de dag dat Veendam MVV zou ontvangen, vroeg Van der Veen mij om een bijdrage. Vanuit mijn hoedanigheid als Veenkoloniaal te Maastricht bij wie de Langeleegte in het systeem is gebrand. Ben in mijn middelbare schooltijd inderdaad duizenden keren de Langeleegte op en neer gereden, met halverwege de begraafplaats en iets verder het zwembad en het stadion van Veendam. Vrolijk werd ik daar niet van. Ergens begreep ik die trainers uit de eredivisie wel: niet degraderen jongens, dan moeten jullie naar de Langeleegte... Pas later ben ik de Langeleegte gaan cultiveren. Prachtige naam, vol symboliek, in zekere zin het leven zelf.

Anyway, wilde 's avonds juist aan mijn stukje beginnen, toen een Duitse Turk een andere Duitse Turk naar de Eeuwige Langeleegte schoot, pal voor een koffieshop in Heerlen. Weg vrije avond. En zo was er elke dag wel iets. Vandaar de vertraging. Moest intussen wel vaak denken aan de benaming Zwarte Mannen. Jullie zijn vast geen Oost-Groninger Al Jolsons. En vast ook geen would be Men in black. Wat dan wel? Ik ga voor de Johnny Cash-variant. Cash was tenslotte een Veenkoloniaal-At-Large. Die toevoeging is belangrijk, omdat Veenkolonialen van oudsher ook zeer specifieke 'mindere' trekjes hebben - trekjes die je overigens ook nogal eens bij Zuid-Limburgers herkent. Begrijp dat we die negeren en vooral groot gaan denken.

Een dag later omschreef een collega Veendam in De Limburger als het 'Scandinavië van het Nederlandse voetbal'. Nait best, dacht ik meteen. Taalkundig noch inhoudelijk. Scandinavië = Ikea & Volvo = Comfortabel & Saai. Bah! Het moet weer Siberië worden, mannen. Tsja, de tijden zijn veranderd. Ik kijk al meer dan dertig jaar routinematig naar de plaatsen waarop Veendam en de FC staan, maar zelden naar de opstellingen. Vandaag toch even gedaan. Mooie exotische namen prijken naast het oer-Veendammer Nienhuis. Namen die je niet met Siberië associeert. Wat voor MVV ook opgaat, al zegt het ook weer niet zoveel. Prince Rajcomar, de man die uw avond mogelijk vergalde, is de beste voetballer die de Maastrichtse nieuwbouwwijk De Heeg ooit heeft voortgebracht.

Verder zijn er weinig overeenkomsten tussen beide clubs. Toen ik voor het eerst een wedstrijd van MVV bezocht, werd ik in de pauze wel bevangen door een enorm déjà vu. In de westelijke tribune was een gat gemaakt, waarachter zich een zeer basale friture bevond. In het gat stond een man achter een enorme berg gebakken hamburgers die in rap tempo afkoelden zonder dat de man aanstalten maakte daar wat aan te doen. Ik moest denken aan de thuiswedstrijden van Veendam in de jaren '70, toen het eigenlijke hoogtepunt voor mij de dubbele frikandel speciaal was die je kon krijgen in de keet achter een van de doelen met precies net zo'n gat. Kan me nauwelijks nog herinneren wie er op het veld stonden. Geloof dat het Tijdperk Jetze Pascal - Jan Blijham net ten einde liep.

Toen ik in Maastricht kwam wonen, ging het met MVV net zo beroerd als met Veendam nu. ''Jongens, hoe kan dit'', vroeg ik dan. ''Ik kom uit de buurt van Veendam, een plaatsje met vier keer zo weinig inwoners en kijk eens waar wij staan? In het linker rijtje!'' Maar ja, dat was toen. Komen we bij Donald Duck. Kocht deze week het nummer Donald Duck in Limburg. Inmiddels een collector's item. U begrijpt waar ik naar toe wil. Zou het voor de Zwarte Mannen niet de ultieme uitdaging zijn een nummer met de titel Donald Duck in Groningen uitgebracht te krijgen? (Mocht dat nog niet gedaan zijn, heb het even gegoocheld, zag het niet een twee drie) En zorg dat SC Veendam daarin niet ontbreekt!!! Het is nog niet te laat. U prikkelt de fantasie van de schrijver-tekenaars bovenmatig als u met de Blauwe Stad en de Langeleegte schermt. Oom Donald bezoekt een wedstrijd van elf in het geel-zwart gehulde eenden. Spitsen Kwik, Kwek en Kwak en Oom Dagobert behoeden Veendam voor de ondergang. Misschien iets voor Heuvelman? Die heeft wel meer voor elkaar gekregen.

PS Een mooie, in de geest oud-veenkoloniale song die u vast wel kunt waarderen is Sometimes Good Guys Don't Wear White van de Standells.



En zag ik daar in de mail de namen van twee mannen voorbijkomen die ooit, ook toen al van top tot teen in het zwart gehuld, Vera aan de Oosterstraat onveilig hebben gemaakt?

Zwarte sleutels



Over serieuze zwarte mannen gesproken.

Afkomstig uit Akron Ohio, de plaats waar ook zwartfilmer Jim Jarmusch geboren en getogen is, geven deze zwarte mannen de wereld muzikaal een schop onder de kont. 'Zuvere' muziek zou de Groninger zeggen.

In het filmpje zien we beelden van Hamburg. Concertzaal 'Die Große Freiheit' ligt in de wijk St. Pauli. Ik zeg dat bij de volgende toernee de Langeleegte ook moet worden aangedaan. Hun laatste muzikale kunstje is simpelweg vernoemd naar een bus. 'El camino'. In Veendam rijdt al jaren een stratenmaker rond onder dezelfde naam. Het pad is geëffend, het dak gaat er nu al af. Wij zijn er klaar voor. Goud blinkt aan het plafond.

Rock is niet dood. Leve de zwarte man.

woensdag 28 maart 2012

Trips


Maandag was het voetbal niet om aan te zien. Gelukkig wordt het 'altied wel weer licht'. Zwarte mannen zijn niet zo van de kleur, maar willen u dit beeld niet onthouden. Coördinaten en tijd zijn de Compagnie en kwart over zeven.

dinsdag 27 maart 2012

Whisky

Wat zwarte man Herman eveneens met Herman Brusselmans gemeen had was een bijzondere voorliefde voor whisky. Althans, totdat de Vlaamse schrijver (op doktersadvies) met die hobby moest stoppen. De man uit Gent dronk volgens eigen zeggen whisky zoals koeien water, maar in tegenstelling tot zijn Belgische bloedbroeder doet Herman dat nog steeds en dus was het niet gek dat hij op zondag 25 maart 2012 een van de heren was die in Stad in een lange rij voor de Der Aa-kerk stond, omdat daar om één uur de zoveelste editie van het Noord-Nederlands Whisky Festival plaatsvond.

Je moet thuis met een goed verhaal komen wil je kunnen verantwoorden dat je op een zondagmiddag tussen een en vijf uur een twintig tot dertig whisky’s achterover gooit en die rij mannen is ook wel een beetje een treurig gezicht, maar zwarte man Herman gooide het in huize Sandman op ‘traditie’.
Waarop zijn vrouw reageerde met: ‘Wat nou traditie? Dat is toch gewoon gelul?’
Herman: ‘Nee, want dat doe ik elk jaar met mijn neef. Om de familiebanden aan te halen.’
De vrouw van Herman: ‘Lekkere familie. Het is het enige dat je elk jaar met je neef doet.’
Herman: ‘Daar gaat het niet om, het gaat om het principe.’
De vrouw van Herman: ‘Principes, my ass. Jullie zijn gewoon alcoholisten.’

Daar was Herman het uiteraard niet mee eens en bij wijze van legitimatie volgden hij en zijn neef op die zondagmiddag zelfs een workshop ‘whisky’. Want whisky drinken is niet zomaar een glas achterover gooien, neen, daar moest je van genieten en dat gebeurde in een zaaltje van nota bene Humanitas, alwaar schrijfster Martine Nouet (van Whisky Magazine) een lecture gaf over whisky in relatie tot muziek. Dat deed zij met Tessa Woudstra van de Wooden Saints en Tessa bracht op haar gitaar enige goede liedjes, maar je moest al heel erg in de whisky zijn (of heel erg dronken) om een symbiose tussen songs en drank te kunnen ontwaren.

Kort gezegd: er werden enkele prima borrels geschonken, waaronder een Glenffiddich van 21 jaar oud en een unaged Kilchoman (een vrij jonge distilleerderij van Islay, nabij het schitterende Machir Bay) en Tessa zong enige gevoelvolle liederen (met niet altijd een goede afloop, zoals de zwarte mannen dat het liefste zien), maar de link tussen beide grootheden was nogal vergezocht.

Maar goed, wij snapten het wel. Je moet wat om de handel aan de man te brengen. Herman was wel onder de indruk van de muziek van Tessa en haar Wooden Saints, die volgens Tessa musiceerden in de stijl van Wilco, niet toevallig de favoriete band van Herman, dus hij linkte onmiddellijk met haar op Facebook en koopt asap een cd van die club.

Na de workshop ging het gezelschap snel weer naar de Der Aa-kerk om zich met een air van ‘wij zijn connaisseurs’ ordinair vol te laten lopen. Daarbij keken ze niet zo nauw op wat er in de glazen werd gegooid, behalve één moment, toen de mannen zich een slokje Johnny Walker Blue Label King George V gunden. Dat slokje kostte tien euro per persoon. Voorwaar geen kattepis. Navraag leerde dat een hele fles iets van 450 euro kostte. Toen liep de zwarte man haastig verder, zich realiserend dat hij met dat geld ook een speler voor zijn favoriete club zou kunnen kopen.

Zwarte man Herman was overigens in het gezelschap van Herman Sandman, neef en naamgenoot. Deze Herman Sandman werkt momenteel in Schoonebeek om daar het zwarte goud (!) weer uit de grond te kunnen halen en heeft een zo mogelijk nog zwartgalliger levensvisie dan Brusselmans. Hij is dus in potentie een zwarte man, edoch de helft van zijn roots liggen in Enschede en zijn voetbalhart klopt sinds jaar en dag voor FC Twente. Wat inhoudt dat hij eens in de twee weken van Zuidlaren naar Enschede rijdt. Voor zoveel clubliefde maken wij (een beetje dronken) een diepe buiging. Respect!

maandag 26 maart 2012

Vanaf de tribune

0 - 3 in de pauze.

Veendam is niet de bovenliggende ploeg.

Mensen gaan nu al met gekromde rug het stadion verlaten.

Voetbal inside is ook mooi.

Jaap roept wat is dit nou!

Hij heeft geen ongelijk.

Er lopen inmiddels drie mannen warm.

De druk wordt opgevoerd.

Henk Nienhuis zie je zichtbaar lijden.

Volgens Jaap moet Veendam het voetbal beter uitrollen.

Mooi missen is ook een kunst.

Er lopen inmiddels 4 man warm.

Over rechts is ook een optie.

Penalty.

Hing niet in de lucht.

1 - 3

Het is bijna Pasen.

Vier uur naar Maastricht is ook niet mis.

Hoe laat ben je dan thuis.

Veendam's kwartiertje.

Meer zat er niet in.

Pretpark & film

Afgelopen weekend in het Handelsblad een artikel over de eventuele komst van Legoland naar Nederland. Lees het schrijven van zwarte man Bert en éen plus éen is Veenkolonies.


Mannen,

Beroepshalve heb ik deze week, net als Bill, weer veel in de Veenkolonies vertoefd. Bijvoorbeeld afgelopen donderdag toen in het onvolprezen Veendammer theater Van Beresteyn de prijsuitreiking van de E.O Wijers-prijs plaatsvond.

(Ik ben zo snel afgeleid tegenwoordig. Alleen al dit korte stukje tekst roept twee vragen bij mij op: wie is van Beresteyn en van E.O. Wijers zou ik ook wel eens willen weten wat hij gepresteerd heeft om een prijs op zijn naam te krijgen)

Die prijs werd uitgereikt aan degene die het beste plan voor de toekomst van de Veenkolonies had.

Deze plannen werden op grote borden gepresenteerd. Aangezien ik ingehuurd was om het entertainment te verzorgen had ik geen tijd om alles uitgebreid te bestuderen zodat ik geen idee heb wat ze de komende jaren gaan doen om onze geliefde streek nog verder naar de kloten te helpen maar wel heb ik snel en vruchteloos gezocht naar een rol voor onze geliefde SC.

Niks! Nergens in de ambtelijke brei werd onze club genoemd zodat we moeten vrezen dat over enkele decennia deze streek bezaaid is met pretparken, wildwaterkanovoorzieningen, windmolens, kerncentrales en golfbanen maar dat er in de verste verte geen fatsoenlijke professionele voetbalclub is te bekennen.

Doe met deze inside-informatie wat je wilt. Ik denk, ik waarschuw maar even.

Helaas kan ik ook maandag weer niet van de partij zijn. De jonge Rotterdamse regisseuse Ari D. heeft mij nodig. D. is de dochter van de Nachtburgemeester van Rotjeknor en is bezig met het opnemen van haar eerste speelfilm.



Aangezien ook in de filmwereld het bezuiningsvirus van de regering heftig heeft toegeslagen was D. genoodzaakt ernstig op haar acteurs- en figurantenbudget te korten en doet zij een beroep op haar uitgebreide vrienden- en kennissenkring om gratis op te komen draven.

Ondergetekende speelt een employee van de RET op de jaarlijkse personeelsavond. Aangezien ik ooit wel eens bij de Mileudienst werkzaam geweest ben en mijn rol niet veel meer om hakken heeft dan een beetje bierdrinken en luisteren naar de New Cool Collective denk ik dat dat wel gaat lukken.

Kan die Eerste Divisie niet op dinsdag spelen? Dan ben ik meestal vrij...

tjeu, Bert Hadders

zondag 25 maart 2012

Strubbelingen 2

Etymologie is een onderdeel van de taalwetenschap waar de zwarte man van houdt. Is het heden geen optelsom van het verleden. Niets ontstaat vanuit het niets. Zo ook de veenkolonies.


Wederom een fraai stuk van onze zwarte vriend Mensema. Hem doet het woord strubbelingen denken aan een vergeten groentesoort. De herkomst van het woord is echter anders.

De Strubbelingen. Dat is een streekje tussen Roswinkel en Weerdingermond. De bewoners daarvan, een tweetal uitgebreide families, stonden in wijde omgeving bekend als ruzieschoppers. Vooral onderling werden vele vetes uitgevochten. Niet zelden met gebruik van messen en hooivorken.

Het stamhoofd van de familie Reuder, Rooie Geert, was te stom om zijn rijbewijs te halen en verplaatste zich daarom per Massey Ferguson naar het plaatselijke cafe. Dit leidde op de terugweg nogal eens tot lelijke ongelukken maar dit terzijde.

Net als bij de bewoners van het Duitse dorpje Pappenheim is bij de Strubbelingers door hun recalcitrante gedrag hun plaatsnaam tot iets heel anders verworden.

tjeu, Bert Hadders

zaterdag 24 maart 2012

’t Wordt alleen maar minder

Zwarte man Douwe slaakte na afloop dat het een ouderwetse literaire avond was. Kom daar in deze duistere tijden maar eens om. Traditie daar houden de zwarte mannen van. Zeker als het om cultuur gaat. Is literatuur niet een opnieuw rangschikken van universele menselijke themata. Zwarte man Herman doet verslag.


’t Is dat wetenschappelijk kan worden vastgesteld dat Herman Brusselmans getogen is in Hamme en heden ten dage woonachtig is in Gent (je kunt zelfs bij hem aanbellen), anders zouden we toch denken dat de zelfbenoemde Oppergod der Vlaamse letteren (voorheen Jonge Oppergod der Vlaamse letteren) een Veenkoloniaal is.

Dat concludeerde de afvaardiging van de zwarte mannen die op donderdag 22 maart 2012 aanwezig was bij een lezing van de beste beffer van het westelijk halfrond (en misschien het oostelijk halfrond erbij, maar dat kan weer niet wetenschappelijk worden vastgesteld) in een boerderijtje in Leek, dat bij scholengemeenschap De Borgen behoort en dat is de werkgever van zwarte man André, docent in de woestijngodsdiensten (en junglegodsdiensten, poolgodsdiensten en spacegodsdiensten), die zich op deze droge doch frisse avond ontpopte als gids, chauffeur en connaisseur van o.a. het leven en werk van Rudolph de Mepse en meer nog connaisseur van de Leekse zeden en gebruiken.

Dat Brusselmans in wezen een Veenkoloniaal is, bleek uit zijn levensinstelling: ’t Kan alleen maar minder worden. De veelschrijver uit Vlaanderen merkte op dat hij bij om het even welk evenement of activiteit er vanuit gaat dat het toch niks wordt. Het uiteindelijke resultaat viel dan altijd mee. Zeg maar de instelling van de doorsnee Oost-Groninger. De interviewer van dienst probeerde het momentum qua sfeer te redden door met het zweet op het voorhoofd te vermelden dat hij zich wél op deze literaire avond (uiteraard in het kader van de Boekenweek 2012) had verheugd, maar Brusselmans zei, zonder met de ogen te knipperen, dat hij er vanuit was gegaan dat het samenzijn in het noorden van Nederland volkomen in de soep zou lopen. Maar zo zei hij met zowaar een glimlach, het viel hem alleszins mee.

Het goede aan Brusselmans is dat elke avond met hem een succes is. Je moet het als interviewer heel slecht doen om de avond te verknallen en dat lukte dus ook niet (al scheelde het niks), onder meer omdat de Oppergod der Vlaamse Letteren termen als ‘achterwaarts in de poes naaien’ niet achterwege liet. Zoiets doet het natuurlijk altijd goed in een dorp waar het Leekster Voetbalgala het jaarlijkse culturele hoogtepunt is. Wat zwarte man Herman betrof had zijn Belgische collega wat dieper in mogen gaan op zijn technieken in casu het beffen, maar de vraagsteller in dienst vloog over dit onderwerp heen. Wel liet hij merken alle achterflappen van alle zestig boeken van Brusselmans te hebben gelezen.

Het moet gezegd dat zwarte man Herman twijfelde over wel of niet gaan. Hij had hem per slot van rekening twintig jaar geleden nog gezien en wie het oeuvre van Brusselmans een beetje kent (de thematiek is in één regel samen te vatten: een dag uit het leven van een man woonachtig in Gent) weet dat er in die zin weinig nieuws is verwachten. Het bijzondere aan de man is dat je weet wat je kunt verwachten, je hebt het de grappen al duizend keer gehoord en toch blijf je lachen, juist omdat het Brusselmans is. Wat Herman sterkt in zijn visie dat humor in alles de bindende factor is.

Herman Brusselmans was heel lang het idool, voorbeeld zo u wilt, van zwarte man Herman. Hij kocht al zijn boeken, verslond al zijn interviews en kopieerde al zijn uiterlijke kenmerken. Daar stopte hij mee, toen uit de boeken duidelijk werd dat de auteur was gestopt met drinken. Dat zegt misschien meer over Sandman dan over Brusselmans, maar ook al ging hij een andere weg in, oude liefdes verraden zich nooit en toen zwarte man André erop aandrong dat we met hem op de foto moesten, juist omdat Brusselmans zich profileerde als een van de Founding Fathers van het gedachtegoed van De zwarte mannen, beleefde Herman alweder een emotiemomentje. Alleen al omdat ze elkaar een hand gaven en nadat zwarte man Douwe bulderde dat Herman ook schrijver was, Brusselmans oprecht informeerde ‘En… publiceer je ook?’ Dat viel alleszins mee, omdat zwarte Herman nog liever drie dagen op bed ligt met een bos prei in zijn reet (een frase die uit de genadeloze pen van Brusselmans komt) dan ooit op de foto te gaan met welk voorbeeld dan ook.

Waarna Herman na het fotomoment evengoed een goed heenkomen zocht, aangezien hij in tien jaar tijd nog maar acht boeken had geschreven, terwijl Brusselmans twee pagina’s per dag produceert. Oftewel twee boeken per jaar. Oftewel zestig boeken tot dusver.

Wat eveneens indruk maakte was dat de Vlaamse auteur het hem aangeboden hotel niet accepteerde, maar met zijn gevolg om tien uur ’s avonds in de auto stapte richting Gent. Dát is de mentaliteit. Zó worden landen opgebouwd. Niet door na gedane arbeid het moede hoofd ten ruste te leggen, maar door gewoon door te buffelen. Kop der veur. Beuk hom deur de panty. Allah Akhbar!

Een opmerking nog: bij het zien van een van zijn voorbeelden besloot Herman dat hij zijn haar ook weer lang laat groeien. Zoals gezegd zwarte mannen zijn niet bang statements te maken.

Omloop van de Veenkolonies




Een dikke week voor Vlaanderen werd vandaag de 25e ronde van de Veenkoloniën, met start en finish in Veendam, verreden. Vlaanderen heeft zijn befaamde muur uit het parcours gehaald, de Veenkoloniën blijft trouw aan de kasseien van Smeerling. Zwarte man André verkende afgelopen week een deel van de parcours, maar kwam in Smeerling zo stuk te zitten dat hij geen oog meer had voor de schoonheid van dit beschermde dorpsgezicht. Vandaag kwam hij dan ook niet verder dan de start. Een beeldverslag in twee foto's.

Blijft de vraag op welke bus de zwarte man in het hokje wacht?

vrijdag 23 maart 2012

Strubbelingen

Onder het motto 'literair café' doet zwarte man Bill van zich spreken.


- Strubbelingen?
- Ja mienjong, strubbelingen met mijn jongere broer.

Verwonderd kijk ik in mijn achteruitkijkspiegel. De bejaarde klant in de rolstoel achter in de bus lijkt me een vriendelijke kerel die nog geen vlieg kwaad doet. Hoe kan je met zo iemand strubbelingen hebben?
Hij heeft zich vast veel moeite getroost om zo’n opzichtig paarse stropdas om te binden. Wellicht ziet hij er voor zijn doen nu uit alsof hij bij de koningin op bezoek gaat, maar zelfs voor haar zal hij zijn platte pet niet afdoen. Dat is me wel duidelijk. Maar ook dat is nog geen reden voor strubbelingen.

- We hebben elkaar al tien jaar niet meer gezien.
- Verbleef uw broer misschien in het buitenland? vraag ik.
- Nee mienjong, vanwege de strubbelingen. Dat heb ik net toch gezegd?

Onderhand zijn we de stad uit. Terwijl we nu eindelijk wat kilometers kunnen maken op de snelweg richting Veendam zie ik in mijn spiegel de man meewarrig staren naar de volle fles Berenburg die hij stevig in zijn handen vasthoudt. Het is de verzoeningsgift voor zijn broer die in Musselkanaal woont, bij wie hij nu op bezoek gaat.
Ik vraag me af wat voor strubbelingen het zijn. In mijn familie hebben we ze ook gehad. Bij ons was het een erfeniskwestie. Een heleboel gezeik om geld – dat niemand toekwam omdat men het zelf verdiend had, maar omdat iemand anders was overleden – met als gevolg dat ooit zo betrokken familieleden elkaar jarenlang niet meer wilden zien. Fraai is anders.

- Nee, mienjong. Fraai was het niet.

Bij de N33 sla ik van de snelweg af en stuur ik mijn rolstoelbus recht de Veenkoloniën in, langs het Wildervanckkanaal, waarlangs je omhoog moet kijken als er een binnenvaartschip passeert.
Ik weet dat velen dit geen mooie omgeving vinden, maar zelf kom ik er graag. De weidsheid van het land, de lange lintdorpen, de bomenrijen in de verte. Waar je ten noorden van Meeden kunt staren over die enorme vlakte, naar die nevelige horizon waarachter je Winschoten weet. Waar je steeds maar weer rechtdoor kunt rijden zonder dat de weg ooit lijkt op te houden. Waar je aan het einde van de zomer zelfs op dit soort wegen kunt verdwalen in de hoge maïsvelden bij Oude Pekela. Waar een oude man dagelijks in het water spuugt dat nog steeds bruin is als de turf die hier eeuwenlang gedolven is. Waar je je in de barre winter achter Gieterveen soms in een cocon van sneeuw waant. En waar het hart schuilt in de kleine huisjes aan het kanaal.
In Nederland ken ik geen gebied dat mij zo tot rust brengt als de Veenkoloniën.

- Maar we hebben het bijgelegd, mienjong. Van de week over de telefoon. En vandaag gaan we het in het echt doen.
- Dat is mooi, zeg ik.
- We zijn nou allebei oude kerels aan het worden. Dan moet je niet langer in die stomme strubbelingen blijven hangen.

Strubbelingen hoeven niet altijd over geld te gaan. Er kan ook iets anders hebben gespeeld tussen de twee broers. Een uit de hand gelopen ruzie bijvoorbeeld, of overspel, of alleen maar een woord dat net verkeerd viel. Wat dan ook. Als taxichauffeur mag ik dat soort dingen niet rechtstreeks aan mijn klant vragen – en dat zal ik ook niet doen – maar ik ben wel zeer benieuwd.
Maar nou moet ik weer even het hoofd erbij houden. Ik buig af van de N33. Als we beneden bij het stoplicht stilstaan hoor ik dat er achter mij een flessendop losgeschroefd wordt.

- Het was zijn eigen schuld, mienjong.
- Wat bedoelt u? vraag ik.
- Mijn broer had gewoon beter moeten opletten. Als hij dat gedaan had, dan waren er nooit strubbelingen geweest.

Strubbelingen. Voor mij als stadsmens klinkt dat bijna als een gewas. Wat verbouw je hier op het land, boer? Strubbelingen, meneer! Dat zou toch best kunnen? De boer teelt het en de consument eet ’s avonds stamppot strubbelingen met spekjes en rookworst. Waarom ook niet? Als het bestond, dan zou ik het zeker weleens willen proberen. In dit ruime land zou daar vast wel een plekje voor te vinden zijn, te midden van de aardappelen voor de zetmeelfabrieken en de bieten en het graan.
De uitgestrekte akkervelden zoemen aan ons voorbij en, zoals ik het hier in de Veenkoloniën wel vaker ervaar, voel ik mij in mijn bus steeds meer één worden met dit land. Hoe dieper ik erin duik, des te meer ga ik erin op. Zelfs het klokkende geluid achterin alsof er iemand zit te drinken hoor ik amper meer.
Onder het gewelf van de bomen aan weerszijden van de weg rijden we verder, langs Zuidwending en de Pekela’s, langs Alteveer en de hoogspanningsmasten bij Stadskanaal. Alsof er nooit iets anders is geweest. Alsof er nooit strubbelingen hebben plaatsgevonden.

- Gelukkig zijn ze nu verleden tijd, mienjong.
- Dat is mooi, zeg ik als we Musselkanaal binnenrijden.

Het huis van de jongere broer van mijn klant blijkt vlakbij de Watertoren te staan. Ter hoogte van de door Chinezen gerunde patatzaak, aan de overkant van het kanaal.

- Dat is ons ouderlijk huis, mienjong.
- O.

Zouden de strubbelingen daarmee iets van doen hebben? Ik weet het nog steeds niet. En ik vermoed dat ik het nooit echt te weten zal komen ook. Het is sowieso niet mijn zaak.
Als ik mijn rolstoelklant uit de bus geladen heb, duw ik hem het erf op en bel ik aan. Na ruim een minuut wachten bel ik nog eens aan, maar weer volgt er geen enkele respons. Spiedend door het voorraam van het huis zie ik tussen de vitrages niets of niemand bewegen. Zelfs niet de hond die volgens het gele bordje op de gevel het huis bewaakt.

- Dat weet ik niet, zeg ik uiteindelijk tegen mijn klant.
- Bel nog maar een keer aan, mienjong. Mijn broer zit vast achterthuis.

Ik doe het opnieuw. Maar weer hoor of zie ik niets, zelfs niet als ik door de brievenbus gluur.

- Ik vrees dat er niemand thuis is, zeg ik.
- Die gore kloothommel!

Ik schrik ervan. Zo’n lieve oude man, zo keurig netjes opgedost, en dan zulke taal. Jonge, jonge, het is me wat. Dan zwijgt de man in de rolstoel een moment. Vervolgens schroeft hij de fles open en neemt een flinke slok Berenburg.

- Die smerige droplul!

Onverwacht gaat de deur alsnog open. Eerst op een kier en dan volledig. En daar staat dan de jongere broer van mijn klant. Zelf is die inmiddels ook een krasse knar. Achter hem staat een grommende Rottweiler.
Ik zie direct allerlei gelijkenissen tussen de twee broers, maar wat mij het meeste opvalt is dat de jongere broer verschrikkelijk nors kijkt.

Dan is het ongemakkelijk lang stil.

Heel erg stil.

Zelfs de hond geeft nu geen kik.

- Ben jij het, zegt de man in de deuropening uiteindelijk.
- Ja, zegt mijn klant.

Prompt douwt hij zijn jongere broer de fles Berenburg in de handen. De jongere broer kijkt eerst naar de halflege fles en dan naar zijn bezoek. Als blikken konden doden...

- Je wilt zeker binnenkomen?
- Daarvoor ben ik hier naartoe gereisd, zegt mijn klant.

De jongere broer wijkt een stukje terug in de deuropening van het huis en nodigt zijn broer met een nauwelijks zichtbare wenk uit naar binnen te komen. Ondertussen begint de hond weer onheilspellend te grommen.

- Kan je me even helpen? vraagt de oudere broer, want ik zit tegenwoordig in een rolstoel.
- Dat is jouw probleem.

Dat is niet aardig van de jongere broer, maar – zo besef ik ook – ik weet natuurlijk niets van de aard van de onderlinge strubbelingen af.
Toch is het een aanzienlijk probleem waar mijn rolstoelklant zich nu voor gesteld ziet, want bij de voordeur is er eerst een hoge stoep, dan een opstap en dan is er ook nog eens de drempel van de voordeur. Meestal leggen mensen er een houten plank over, zodat je de rolstoel gemakkelijk over deze drie hindernissen heen kunt duwen, maar ik geloof niet dat de jongere broer vandaag zo welwillend zal zijn. Als je de rolstoel achterwaarts omhoog trekt kan het ook, maar dat zal wel niet zomaar gaan gebeuren.

- Ik kan anders wel even helpen, stel ik voor.
- Bemoei je er niet mee, chauffeur, zegt de jongere broer bars, die ouwe lul moet dat zelf maar doen.
- Ik kan toch niet uit mijn rolstoel, rotzak.
- Nou en?

Verbaasd hoor ik de beide mannen aan. Dit is toch te gek voor woorden? De strubbelingen – wat die ook mogen zijn – waren toch weer bijgelegd? Ze zouden nou toch weer met een schone lei verdergaan? Dat zou ik toch denken? Dat is wat ik de hele reis hier naartoe heb gedacht, maar dit lijkt er in de verste verte niet op.
Moet ik dan maar de stem van de redelijkheid laten horen? Ja, het zal wel moeten. Het kan niet anders.

- Maar beste meneer, zeg ik diplomatiek tegen de man in de deuropening, voor mensen in een rolstoel is het nu eenmaal…
- Ben je hier nog steeds, chauffeur? Wat doe je hier nog op mijn erf? Als ik jou was zou ik mij maar zo snel mogelijk uit de voeten maken, want over drie tellen laat ik mijn hond op je los.

Onthutst staar ik de jongere broer aan. Dit kan hij toch niet serieus menen? Tegelijkertijd zie ik de bloeddorstige muil van de gemeen grommende Rottweiler. Dan kijk ik de man in de deuropening weer aan. Meent hij dat nou? Volgens mij meent hij dat echt.

- Eén.
- Maar meneer…

Ja, hallo zeg, ik mag echt graag in de Veenkoloniën komen, maar toch niet om er door een woeste hond aan flarden te worden gereten? Natuurlijk, ik ben begaan met het lot van mijn klanten, ook met de oudere broer in zijn rolstoel, maar zoiets…

- Twee.

Vergis ik mij of begint de hond nu echt mijn angst te ruiken? Als dergelijke beesten dat eenmaal doorhebben, dan raken ze nog meer gesterkt in hun driften. Dan kunnen ze zomaar losbreken van de riem die de man in de deuropening nu nog strak vasthoudt.

- Dr…

De man hoeft de laatste tel niet eens uit te spreken. Ik ben al weg. Als een haas ga ik er vandoor en duik zo snel als ik kan mijn rolstoelbus in. Mijn hart klopt als een bezetene, maar ik ben binnen. Veilig en wel. Ik draai de sleutel in het contact om en de motor slaat gelukkig direct aan.
Als ik wegrijd zie ik in mijn achteruitkijkspiegel dat de jongere broer de voordeur inmiddels weer achter zich heeft dichtgegooid en dat de oudere broer in de rolstoel nog steeds buiten staat, waar hij driftig met beide vuisten op het voorraam beukt.

- Wat een gedoe, mompel ik even later achter het stuur als ik mijn bus terugkoers naar de stad.

Westwaarts hangt de zon al laag over de eindeloze akkervelden van deze lange leegte. Aardappelen, bieten en graan. Het zijn niet de meest spectaculaire gewassen denkbaar, maar ze staan aan de basis van ons bestaan. Als de zee wiegt dit land me zachtjes heen en weer. Langzaam maar zeker kom ik weer tot rust.

In deze onmetelijkheid is er geen ruimte meer voor strubbelingen.

- Geef mijn portie maar aan Fikkie, zucht ik.



© Bill Mensema

woensdag 21 maart 2012

Gigantisch

Zwarte man Fousert laat zijn gedachten de vrije loop over muzikale ondersteuning. Dat hij een connaisseur is moge duidelijk zijn. Hij zet hoog in. Hier zijn motivatie:

"De Zwarte Mannen zijn muzikaal, rocken zogezegd. De Zwarte Mannen, straks observerend vanaf de familietribune, verdienen een hymne, een herkenningsmelodie.

Nederlandstalig? Nederlandse voetballiederen zijn, als je de tweejaarlijks oranje wangedrochten niet meerekent, dun gezaaid.
Nits met J.O.S. Days? Schaarbewegingen op de plaats. Mooi hoor, maar het schiet niet echt op.

Trockener Kecks dan met Iedereen wil naar de top:

“Ze willen dat staat buiten kijf
Maar ze kunnen echt niet meer
Het startte als een jongensboek
Een hechte vriendenclub
Ze speelden ieder elftal zoek
Tot in de Europacup”

Gezongen door Rick de Leeuw, net gestopt met het zwart verven van zijn haar, frequenteert nu het boekenbal en prijst de Hollandse Eenheidsprijzen Maatschappij Amsterdam aan. Rick zingt nog, zonder zijn band en in te lege zalen. Een vorm van tragiek waar de gemiddelde Zwarte Man niet voor wegloopt, maar ons volkslied? Nee.

Het buitenland dan? St. Pauli heeft Hells Bells van AC/DC en Song 2 van Blur. Whoohoo? Niet erg Veenkoloniaal. Hells Bells? Aanstellers. De Moeder Aller Sportliederen? Tja, The White Stripes. Daar houden De Zwarte Mannen niet van, van Witte Streepjes. You`ll Never Walk Alone? Het spandoek hangt al op de familietribune, het laatste woord door juichende Kolonisten aan het zicht ontrokken.

Hoe langer ik erover nadenk hoe zekerder ik het weet: Geschreven door een te dikke kale man die ook nog Black heet. Gezongen door een (toen) prachtige vrouw die bovendien basgitaar speelt. En eigenlijk zingt Kim over ons allen, De Zwarte Mannen. Gigantic!"

zondag 18 maart 2012

Een goed gevoel


Een goed gevoel, dat hadden De zwarte mannen over het ‘startmoment’ aan De Langeleegte, middels een minifotosessie met directeur Henk E., tot stand gekomen na bemiddeling via de juridische tak van het snel naam makende orgaan. Dat ging overigens via sms terwijl ze drie rijen achter elkaar zaten. Maar goed. De ontvangst voor en tijdens het thuisduel met Almere City FC was wederom een warm bad. Wie zegt dat Veenkolonialen niet gastvrij zijn weet niet waar hij over praat. De zwarte mannen acteerden overigens zonder Jaap D. en Bert H. De laatste was in Amsterdam voor een uitvoering van King Lear. Ook dat is een keuze.

Het vertoonde spel was op zijn Gronings weer klossen van el bokko, want er had gewoon gewonnen moeten worden. Met de 1-1 tegen een tegenstander die drie supporters bij zich had en bijna de hele tweede helft met tien man voetbalde hebben de geel/zwarten twee punten laten liggen. Ook Henk E. sloeg met de vuist op tafel, nadat zwarte man Herman voorzichtig had geopperd dat er meer in had gezeten: ‘We hadden moeten winnen, zwarte mannen!’

Dat vonden wij kranig gezegd en op de vraag wie hij daarvoor maandag op het bureau zou leggen lachte hij veelbetekenend. Wat vooral frustreert is dat de bezoekers niet even ouderwets onder de voet werden gelopen. D’r op en d’r over, naar goed Veenkoloniaal gebruik. Want het was meer dan een voetbalwedstrijd. Het was de eeuwige strijd tegen de oude en nieuwe wereld. Laten we wel wezen. Almere is een bedachte stad, ontstaan op de tekentafel, terwijl de Veenkoloniën met bloed, zweet en tranen uit de aarde zijn gestampt, nadat de laatste sabeltandtijgers en mammoeten uit deze onherbergzame streken waren verjaagd. Wat ooit een troosteloos leeg gebied was waar geen reet te beleven viel, laat staan dat je je voeten droog hield, dat is nu een schitterende streek waar de haastige 21ste eeuwse mens tot rust komt. Een gebied dat het verdient de status van UNESCO Werelderfgoed (met alle waterwegen weer in ere hersteld) te krijgen, met zijn weidse vergezichten, oud-Hollandse luchten en het in heel Nederland beroemde stadion als een flonkerend briljantje.

De zwarte mannen hadden direct een vonk met directeur Henk E., een aimabele en hardwerkende man (zoals zoveel mensen in de Veenkoloniën), die niet alleen met handenvol bier aan kwam zetten, maar de groep meteen even bijpraatte over de financiële, organistorische en emotionele status quo van de toko. Een verhaal zonder poespas, gewoon even gezegd zoals het was en wat De zwarte mannen nog maar eens deed beseffen dat wij, pluralis majestatis, nog een hoop te doen hebben, terwijl er zo weinig tijd is. Waarop wij nog maar een biertje en een bitterbal namen.

Misschien leuk om even te vertellen: het was voor zwarte man Bill de eerste keer dat ie in de business lounge op De Langeleegte was. Deze Australische Delfzijlster is groot geworden op de jongenstribune bij de FC Groningen en al bij het vooruitzicht aan een plekje tussen het lokale old boys network stootte hij een stuk turf van de handkar bij de ingang. Onder het toeziend oog van Henk Nienhuis ook nog. Bill voelde zich echter meteen thuis, ook al omdat ze een liedje draaiden van zijn landgenoot Gotye. Waarop een van de andere zwarte mannen opmerkte: hé Bill, Gotye, die komt ook uit Australië. Dan moet je hem kennen.’

Dat Bill zich zo thuis voelde creëerde een klein probleempje. Immers, de zwarte mannen zijn mannen van de familietribune, mannen van het volk, van de gehaktbal met mayo in de rust, gekocht bij het kraampje onder de oude tribune, van manmoedig de elementen trotseren, ook al is dat weer een snijdende noordooster. Echter, Bill heeft aan het pluche geroken, de warmte van de businesslounge gevoeld, hij liet zich alle egards welgevallen en het biertje smaakte opperbest. Hij nam nog een bitterbal, hing aan de lippen van Henk E. en opperde daarna voorzichtig, rillend bij de gedachte aan zijn jonge jaren op de staantribune, of we toch de volgende keer niet weer naar de business club konden…

zaterdag 17 maart 2012

Tom Cruise


Zwarte mannen!

Even een paar dingen waarover ik vandaag tijdens de taxi gebrainstormd heb met mezelf, Ik schrijf het even aan jullie, omdat ik het anders weer vergeet.

SC Veendam? Waarom zou de club niet SC De Veenkolonialen heten? Dan heb je direct meer draagvlak & blijf je weg van de contraproductieve broedertwisten.

Verder: rotary. Hoe zit het met de rotaryclubs in Winschoten, Hoogezand-Sappemeer, de Pekela's, Stadskanaal & Ter Apel? Ik had gisteren een beetje het gevoel alsof het een soort veredelde rotary was. Als je het voor de hele Veenkoloniën organiseert, onder het motto We Hebben Meer Gemeen Dan Niet, & dan op de club? Perfecte plek, goede catering & prettig personeel. Het idee van de rotary is om zakenlieden een netwerkplek te geven. Er zullen vast al van die plekken bestaan, maar je zou het kunnen bijeenbrengen in het stadion.

Streekmarkt. In de Marne organiseren ze dat vaak bij Verhildersum in Leens. Zoiets zou je in de koloniën kunnen doen in of bij het stadion, in de oogsttijd, in september of oktober.

Je kunt niet zomaar van mensen vragen dat ze trots zijn, zeker niet in dit gebied. Je hoeft niet direct met allerlei successen te komen, maar het kan wel als je een duidelijker perspectief biedt, als je hoop biedt. Alleen Gezellig Onder Elkaar is weer te weinig, omdat dat meer een Calimero effect teweegbrengt. Dan opereer je meer vanuit dat fnuikende minderwaardigheidsgevoel. Daarmee ga je het nooit redden.

Ik snap Douwe wel wat betreft zijn vrouwelijke collega's, maar ik ben er wel voor dat de Zwarte Mannen een zo groot mogelijke club wordt, zonder onderscheid van geslacht. We kunnen natuurlijk wel eisen dat de Zwarte Mannen van het eerste uur alleen met hun eigen nadrukkelijke toestemming door jongere leden mogen worden aangesproken, met eventuele sancties op overtredingen van het verbod.

We gaan dus verder op de familietribune. Goed. Als we telkens als we heen gaan ons in het zwart kleden, & ons als een hopelijk steeds dikker wordende spot bij elke wedstrijd op verschillende plekken over de tribune bewegen, dan begint het ook vanuit de eretribune ergens op te lijken, dan beginnen we ook tijdens de wedstrijden te intrigeren.

De fotostrip. Ik ben daar een groot voorstander van. We kunnen zo een redelijk wedstrijdverslag maken dat laagdrempelig is, met shots van de wedstrijd, shots van onszelf, shots van andere mensen op de tribune, shots van de supporters van de tegenstanders & tekstballonnen met onze commentaren erin. Zo kunnen we natuurlijk ook eens Tom Cruise in ons midden verwelkomen. "TOM CRUISE OP DE LANGE LEEGTE!!!!"

Nou, dit is het nu even. Maar ik moet zeggen: ik zie potentie in ons. We kunnen dit!

Met zwarte groet,

Bill

vrijdag 16 maart 2012

Tijdens de wedstrijd


Mooie wedstrijd, zit van alles in!

We hebben de scheidsrechter niet tegen!

We zijn enthousiast! Betekent letterlijk 'in God zijn''. U herkent wellicht de vervoeging van 'Theo'.

De wedstrijd kan wel een doelpunt gebruiken.

Een man acher ons scandeert: het is nul nul. Cogito ergo sum.

Daar komt Veendam goed weg.

Gjaltema is hoofdsponsor. Wij zien ook de naam van Been.

Geen familie van Mario Been?

Het publiek begint zich te roeren.

Één nul. 27e minuut.

Lars Hutten. Niet onverdiend. Hing in de lucht.

Ook Danny komt goed weg. Ontsnapt aan een gele kaart.

Zwarte man Douwe scandeert 2 nul. De wens wil ergens de vader van zijn.

Almere wil druk zetten, moet uit een ander vaatje tappen.

Zwarte man Bill wil een obscuur gebaar maken richting supporters Almere. Vier man kijken ons aan.

Henk Puister is er ook. De stadsdichter van Almere is Maria van Daalen. Volgens zwarte man Sandman doet zij aan Voodoo. Dat keuren de zwarte mannen af. Wij zijn van het nuchtere soort.

Almere scoort.

Kut. De zwarte mannen maken een statement.

Waarschuwing dat peut in telefoon bijna op is.

De zwarte mannen kijken lijdzaam toe.

Veendam speelt gelijk. Niet nodig. Veendam is de bovenliggende ploeg.

donderdag 15 maart 2012

Waarom

Er bereiken ons veel vragen over het hoe en waarom van de zwarte mannen. Misschien is het goed om dit voor de wedstrijd van morgen klip en klaar uit te leggen, Zie het als een beginselverklaring.

De zwarten mannen stellen het algemeen nut centraal en dat van SC Veendam in het bijzonder. De groep opereert niet vanuit winstbejag, maar ziet zichzelf en vooral de veenkoloniale SC als goed doel. Alles wat we doen, doen we voor de club (sic. R. de Vries). De zwarte mannen opereren individueel, vanuit de groepsbeleving. Eenheid van tijd, plaats en handeling, daar draait het om. Klassiek theater in zijn meest pure vorm. De Langeleegte is het leven.

De zwarte mannen heeft iets mysterieus. Het suggereert dat het ergens over gaat, dat we anders zijn. Fausto Coppi had zijn witte dame. SC Veendam heeft zijn zwarte mannen. Zonen van de eeuwig lege vlakten, die met de borst vooruit en de zware kaaklijn gespannen de elementen trotseren. Zij die weten wat lijden is, opgevoed in zwaar-christelijke gezinnen (althans, een deel van ons), die weten dat je niets voor niets krijgt. Dat er geploeterd moet worden voor het dagelijks brood. Succes is een keuze. Werken voor de kost. Zoiets.

woensdag 14 maart 2012

Myspacemoment met Diana Ozon


Zwarte man Sandman doet verslag van zijn episch Boekenbal avontuur. Even doorbijten, maar dan heb je ook wat. Niet dan het nergens over gaat, het leest als een trein. Even voor het beeld: op het moment dat deze foto werd genomen stond Thomas Rosenboom aan de andere kant van de deur zijn handen te wassen.

Het hoogtepunt van het Boekenbal voor zwarte man Herman S. was toen Diana Ozon zich bij het Gronings gezelschap voegde en hem begroette met ‘Hallo Herman.’ Een emotiemomentje. Daarmee is meteen de enige schrijver van naam genoemd met wie Onze Man in Amsterdam enige serieuze woorden wisselde.

We schrijven dinsdag 14 maart 2012, het is tien uur in de avond als het officiële gedeelte voor genodigden is afgelopen en de literatoren uit de ommelanden in de rij voor de Stadsschouwburg staan om zo snel mogelijk in de buurt van Thomas Rosenboom, Freek de Jonge of Nico Dijkshoorn te gaan rondhangen in de hoop op een fotomoment. Herman beleefde even voor de begroeting met Diana daarentegen een angstig moment toen twee jonge Engels sprekende toeristen (duidelijk op zoek naar seks) juist aan hem vroegen what er going on was in that building. Daar was hij niet op berekend en zijn gebrek aan een gedegen opleiding wreekte zich. Tja, say it maar.

‘Eh, a party. For writers en zo. It’s the annual meeting of everything in the literairy world hiero in Holland. They go there drinking, smoking, sniffing coke en Chiniezen and so on en afterwords they fuck everybody’s wives and also nobody’s wives. The works, you know, business as usual. Same shit, different day. Actually, there is not much talk about writing, but you don’t wanna do that all day, do you? We have more to do. The highpoint of the festival is mostal at drie o’clock in the morning, it can een keer four o’clock worden but not much later, when everybody throws themselves in a wild danceparty, behaving like animals with wild dog-disease, tearing the decorations apart en smashing kroketten against eachothers ankles and smoking as crazy’s on the ajaxterras, because that is inside verboden, as everywhere in this godforsaken country, where you can not once live normally, nowadays, but that is, om to speeken with the famous poet Bart FM Dry, a complete other story.’

Terwijl de Britse jongelingen steeds angstiger begonnen te kijken en ook de Groningers in het gezelschap van Herman de wenkbrauwen wat optrokken, raffelde hij zich door het gesprek. Hij zat echt niet op dit soort leutergesprekjes te wachten. Zeker niet van Engelsen. Buy drugs and go back to your own country. Waarom wilden ze dit eigenlijk allemaal weten? Are you communists? De knapen mompelden een haastig goodbye en zetten het op een lopen, de trambaan over, linea recta de Heineken Corner in. Zie je wel, die Britten waren allemaal hetzelfde.

Het gesprek had enorm opgehouden en dat kwam slecht uit, want Herman was op een missie. Die was om de naam SC Veendam te laten vallen bij zoveel mogelijk schrijvers. Dat viel nog niet mee, want hij had zijn zinnen gezet op Arie Boomsma en Tineke Beishuizen en die waren in geen velden of wegen te bekennen. Willem Jan Otten moest ook volgens zwarte man André vd V, want die had een mooi boek over film geschreven, iets met Museum van het Licht of zo. Ook Otten toonde zich niet, al is de vraag gerechtvaardigd of Herman hem had herkend. Wel zag hij Rick de Leeuw, Freek de Jonge, Nico Dijkshoorn, Franca Treur, Charlotte Mutsaers, Hugo Borst, Jan van Mersbergen, Sylvia Witteman, Jan Mulder, nog een keer Nico Dijkshoorn, Thomas Rosenboom en heel veel anderen waarvan Onze Man in Amsterdam zich terecht afvroeg: goh, zijn jullie ook schrijver?

Dat ging hij natuurlijk niet vragen, zo zijn wij veenkolonialen niet en daar was ook geen tijd voor, want Diana Ozon wilde een myspacemoment. Dat bleek om een foto te gaan. Iets met een middeleeuws gedekte tafel met kunstspijs en kunstdrinken en dat moesten we volgens een meisje op de een of andere manier vrolijk vasthouden. Ik kreeg een soort nachtspiegel in de handen gedrukt, moest die op de fazant leggen (geen echte) en als zij aftelde op 1, 2 en 3 (veel verder was dat blonde ding waarschijnlijk ook niet gekomen) moest ik dat ding omhoog trekken en iets uitbundigs roepen. Ik riep ‘Spoorhékken’ en toen moest het nog drie keer over. We kregen een kaartje mee, soort myspace-adres, enfin, het was allemaal moeilijk te volgen, iedereen begint ook zo maar te bloggen tegenwoordig en sleurt je zo maar voor de camera, maar ergens in de loop van de week verschijnt het op internet.

Dat ik meedeed was omdat Diana het zei. Toen ik als veenkoloniale puber de wereld begon te ontdekken, verscheen ‘Ozon Express’. Geschreven door een punkmeisje, een mooie ook nog. De punkmeisjes in Stadskanaal zopen nog harder dan ons en dat zag je er aan af. Dat boek ging over een wereld die ik niet kende, maar die nu weer volop in de belangstelling staat. Diana klom over hekken om aan de politie te ontkomen. Wij durfden niet eens zonder licht te fietsen en in de eiken dekenkist die als platenkast fungeerde had mijn vader elpees van The Cats en André Moss.

De ervaringsbeleving van zwarte man Herman op het Boekenbal was ‘wisselend’ te noemen. Tegen de hoogtepunten met Diana stonden dieptepunten als het feit dat verder iedereen hem negeerde. Rutger Castricum kwam wel zijn kant op, maar toen moest Onze Man in Amsterdam snel even naar het toilet, zich de ruggemerg krommende reportage uit Pekela herinnerend, toen Rutger enige meisjes uit die plaats voor de microfoon kreeg die hun beklag deden over mannen die steeds naar hun knipoogden en van ‘gallemegalleme’ zeiden. Herman zag de bui al hangen, zich realiseren dat hij zelf een redelijk zwaar Gronings accent had. Daar kwam je in de stad wel mee weg, maar niet bij Rutger. Die ging vragen stellen. Echt goede vragen.

Daarbij had Herman de pech dat hij moest rijden. Zijn medereizigers, uitgever Anton S., thrillerschrijver Lupko E. en de vrouw, konden zich sans gene laten vollopen, evenals eerdergenoemde Diana O., die, afgaand op haar relaas, heen en weer rende tussen de schouwburg en De Kring omdat ze daar een poëziefestival organiseerde. En wij maar denken dat wij het zo druk hebben op het land. Overigens had de zwarte man even kort contact met schrijver/journalist Auke H. uit het buurtschap Denemarken, nabij Slochteren, maar Auke dronk whisky zonder ijs. Niet toevallig de favoriete drank van onze zwarte man en die aanblik was teveel. Herman had daarna wel een goed gesprek met Daniël. D. Dichter en schrijver te Rotterdam. Hij bleek sportminded, zij het meer richting K-1, waar ie met Karel ten H. een boek over had geschreven. In principe had je het dan over hetzelfde, want om met Nanne T. te spreken, tussen karate en voetballen in de Veenkoloniën zit niet zoveel verschil. Daniël wreef het Bob-gevoel er bij Onze Man in Amsterdam nog even in door doodleuk een gintonic te bestellen, in een glas dat we bij ons een vaas zouden noemen.

Dat chauffeur zijn was duidelijk een handicap, want na drie cola’s zat Herman vol, van jus d’orange raak je ook niet blij en Herman kennende kan hij niet heel goed functioneren zonder alcohol. Dat heeft dan weer met zijn veenkoloniale inborst te maken, want we krijgen het hier wel voor de kiezen, mensen.

Een bijzonder moment beleefde Herman toen hij Max Strammer ontwaardde. Strammer is een, zo vertelde zijn manager José Cutileiro, in een interview met de Groninger Gezinsbode in 2004 een ‘in wezen verlegen persoon’, die na een ‘donkere periode in zijn leven’ in de stad Groningen belandde. Zwarte man Bert H. ontfermde zich toen over hem, de gewezen schlagerzanger kwam weer op krachten, werd stamgast in de Benzinebar en Land van Belofte en scoorde zelfs een bescheiden hit met ‘Dalli dalli’, verschenen op het inmiddels ter ziele gegane label Platex Records, van eerdergenoemde Bert. We citeren het volledige persbericht (incluis foto) dat op de burelen van de Gezinsbode belandde:

“Jubel, Trubel, Heiterkeit!” Dr. Max Strammer fondly remembers the Tyrolian style adult movies he starred in, during the seventies. The soundtracks to those pictures were ever jolly, good humoured and engaging tunes, so is Dalli, Dalli! Nowadays porn industry doesn’t tickle his fancy anymore: “Keine Lustigkeit, nur Bumsi Bumsi.”
His real name is Holger Vaszlovski(1949). He played leading parts in numerous sex films during the seventies, which came out of the flourishing Bavarian studios of the era. His particular physical features rendered him the nick-name Maxi. Strammer was added later for promotional reasons. He would have kept the job, had it not been for the outbreak of AIDS. Maxi decided it was time for a new turn in life and started in music. He added the ‘Doktor’ to his stage name in honour of his idol, Jamaican star Dr. Alimentado. In the early eighties Dr. Max Strammer had small hits with his particular blend of kraut-reggae, ‘Kaninchen’ reached the German top-twenty and ‘Jah Jah Bum Chah’ even made it to the Italian charts. But his fellow musicians deserted him, and became rock star Nena’s live backing band. The ever good humoured Dr. Max Strammer took his losses with a smile and went back to his native Bremerhaven, where he combines a modest career as a fisherman with the management of his late uncle’s chicken farm. Now he has returned to the music scene. Dr. Max Strammer hits back with a musical gem of great charm. From the country of Bach, Beethoven, Beckenbauer, all the Strausses and Peter Maffay, Platex Records presents Dalli, Dalli!

Wat Bert waarschijnlijk nooit heeft geweten, maar wat Herman dinsdag ontdekte was dat Max een tweelingbroer had. Zelfde koale kletse, zelfde dikke baard en ook de uitstraling van een gekweld mens, edoch, duidelijk een ‘el sympatico’. Helaas ontbrak de tijd om visitekaartjes uit te wisselen. Afgaand op het gebaar dat Max naar onze zwarte man maakte, een gebaar dat je veel in maffiafilms zag, was dit ook niet het momentum. Het was sowieso tijd om te gaan, want de broodjes kroket kwamen er aan. Overigens niet nadat Herman zijn jaarlijkse foto vanuit de plee van de Stadsschouwburg schoot. Zouden we bijna vergeten dat Herman op het ajaxterras, oftewel het rookbalkon, nog een irritatiemomentje beleefde toen er een type naast hem kwam staan die vroeg: “Waarom hoor jij hier niet thuis?” De man heeft nooit geweten met wie hij van doen had. Maar in plaats van het in de Veenkolonien gebruikelijke antwoord te geven (‘Lipke dik hebben?’) hield Herman zich in en antwoordde, naar waarheid: “Waarom zou ik hier niet thuis horen?”

Fame


Zwarte mannen,

Als Groninger schrik ik er van hoe snel dit allemaal gaat. Man o man... sorry... zwarte man o zwarte man, wat gaat dit weer rap. Wat zetten we direct hoog in. Dat moeten we allemaal verdomme ook zien waar te maken!

Maar goed, het is dus nu eenmaal zo, & deze weg gaan we dan maar bewandelen. Ik ben al in het zwart vandaag (kleed goed af) & zal - om me alvast te committeren aan het hogere doel - dezelfde kleren aanhouden tot & met vrijdag.

Ook wat mij betreft mag Dick Heuvelman zich bij ons aansluiten. Ik zal er dan wel voor zorgen niet naast hem plaats te gaan nemen, want dan val ik onmiddellijk door de mand. & mocht het ooit wel eens het geval zijn, dan zal ik louter Engels brabbelen. Wat dan weer een opgave zal zijn, want ik moest erg lachen om zijn Lane Of Fame. Begrijp me goed: ik vind het een mooi initiatief, & de uitdrukking vind ik ook goed passen bij Veendam, maar de klank is bijzonder grappig.

Ik heb er zin in, in vrijdag, & ik weet niet eens tegen wie Veendam moet spelen dan.

Bill

Streektaalzanger

Ik begrijp dat Dick vindt dat hij ons eigenlijk opgericht heeft?

Maar soit erover, ik mag hem graag lezen en als er iemand verstand van underdog-sporters heeft is het Dick Heuvelman.

Vandaag nog een lollig moment met mede-zwarte man Van der Bijl meegemaakt:

Een Vandaag was op bezoek. Zij zochten een jonge streektaalzanger en iemand had hunnie op mij gewezen.
Nou ben ik niet vies van een stukje publiciteit, zoals jij weet en dus heb ik ze van harte binnengenodigd.

Wat dan wel weer raar is. Mijn moeder mag al jaren niet meer bij mij langs komen vanwege de voeligheid maar heel Nederland ziet straks wel wat voor huishouden ik er op nahoud.

Ik had bedacht dat het wel leuk was om Domnee, Domnee voor een kerkdeur te zingen dus we gingen de straat op.
Nou had ik al zitten snakken dat bijna iedereen in Groningen ook Gronings spreekt dus de journalist had het plan opgevat om een willekeurige Groninger aan te houden en hem of haar een stukje inboorlings te laten spreken.

En natuurlijk kwam Van der Bijl de bocht omzeilen op zijn onverwoestbare Gazelle.
Voordat ik in kon grijpen had hij al een microfoon onder de snor gedrukt gekregen.

Hij deed nog een manmoedige poging tot Gronings maar aangezien de reporter zelf een geboren en getogen Sneker was viel Douwe snel door de mand.
Al decennia een Stadjer maar dan toch weer ontmaskerd..

tjeu, Bert

3e helft

Dick H. scribent voor het Nieuwsblad is lid geworden van ons gilde. Dick legt de lat hoog daar hij in een gericht schrijven veel verwacht van de zwarte mannen.

Zijn woorden:

"Geweldig goed initiatief Herman, kom er maandag op terug in de Derde Helft.

Wil eventueel zelf ook wel lid worden, vooral ook omdat ik het voortouw heb genomen om van Veendam een heuse cultclub te maken. Binnenkort is de opening van de Lane of Fame, waarin cultspelers als Jan Blijhan, Frans de Munck, Max Rosies, Henk Nienhuis, Johan Derksen, Dick Nanninga, Jurrie Koolhof, Gerard Wiekens en last but not least Angelo Cijntje een levensgroot billboard krijgen.

Veendam moet idd het Sankt Pauli van Nederland worden. Ik verwacht in deze veel van de Zwarte Mannen.

Succes!

Dick"

Nu de serieuze schrijverij is toegetreden is er geen weg terug.

dinsdag 13 maart 2012

Boekenbal


Zwarte man Sandman wil de lezer graag op de hoogte houden van zijn bevindingen op het boekenbal. Zijn missie is zoeken naar veenkoloniale themata in polderliteratuur. Hij sms't er driftig op los. Waar het allemaal over gaat is niet altijd even duidelijk, feit is dat hij er is. Even voor het beeld, op de foto staat Max Strammer staat rechts achteraan. Bij de bar.

Max Strammer is er ook.

Maar ik ben net binnen. Moet even acclimatiseren.

Zoals het nu lijkt is Lupko Ellen uit Gasselternijveenschemond de enige veenkolonist.

Diana Ozon hoort ook bij ons gezelschap.

Zij regelt nu even een myspacemoment.

Diana Ozon. Die kent mij. Ik droomde vroeger van haar.

Knal alles er maar op wat ik sms.

Ik onthulde de fazant.

Dat was het myspacemoment. Leg ik later wel uit.

Ik strikte mijn veters. Dat zie je niet vaak op het boekenbal.

Toch een beetje een voetbalmoment.

SC Veendam moment.

De broer van Max Strammer is er ook.

Eén ding nog. Ik heb Hugo Borst gezien, Op 3 meter afstand. Toch even een emotiemomentje.

Zondagmiddag

Onze zwarte man B. uit Den Haag bericht. Altijd goed om connecties in het centrum van de macht te hebben. De vacature Zeist staat nog open.

"Mijn moeder is geboren onder de rook van de aardappelmeelfabriek aan het Oosterdiep. Mijn moeder heeft niets met voetbal. Eén-en-negentig jaar de tijd en dan nog steeds niets begrijpen van de droevigste sport, wat een treurnis. Ze durft nog over straat, mijn moeder, je vraagt je af waar ze het lef vandaan haalt, maar het komt er niet meer zo van. De straat op. Op de Langeleegte is ze nooit geweest.

Ik wel.

Het was een zondagmiddag en op zondagmiddag moest er gewandeld worden. Mijn toenmalige schoonouders woonden aan de Van Beresteijnstraat en maakten ruzie met uitvliegend kroost, maar er moest gewandeld. Ruzie, wandelen. De sfeer was leeg en lang zal ik maar zeggen. Zondagmiddag, wandelen. Je kunt er niet omheen.

Met feilloos gevoel voor symboliek koos mijn schoonmoeder de locatie. We vonden onszelf terug, aan het begin van ons levenspad, maar op het kerkhof. Flarden mist speelden met de kale bomen tussen de zerken. In de verte klonk het stadion. Een dodenakker. Ik nam mijn aanstaande zwager wat apart. Gezellig hè! Hij mocht niet dansen op zijn bruiloft.

Wat? Natuurlijk is mijn moeder op de Langeleegte geweest. Tot Börkomnij liepen ze, en weer terug. Maar voetbal?

Nee."