In 2010 verloor Nederland in de finale van het WK van die vuile Spanjolen. Niet alleen speelden die vuile tyfus Spanjolen op dat toernooi het prachtigste voetbal van allemaal en combineerden ze bij vlagen zelfs goddelijk en wisten ze om de haverklap magnifiek uit te breken, ze waren ook nog eens ontzettend sympathiek en schonken volgens nog immer niet bevestigde geruchten hun premies aan talloze goede doelen.
(Zo hoort het
trouwens ook: al het goede doe je in stilte.)
Als er één elftal
was dat aanspraak mocht maken op de lauweren van het wereldkampioenschap twee
jaar geleden, dan was dat zonder enige twijfel dat van die vuile tyfus kloten
Spanjolen.
Maar in het voetbal
draait het helemaal niet om prachtig spel of overdonderende goals. Daar is het
de sport niet voor, want in het voetbal gaat het alleen maar om hullie tegen
zullie. Als wullie – dat zijn wij – winnen van zullie met louter smeerpijperij
op het veld en een lullige frommelgoal, dan is dat prima, want de overwinning
is aan ons. Wullie zijn beter dan zullie. Meer willen we niet. Meer verlangen
we niet. Mocht het gebeuren met mooi voetbal – zoals dat van Ajax tijdens de
Europacup begin jaren zeventig – dan is dat meegenomen. Maar daar gaat het niet
om.
Het is hullie tegen
zullie.
Wullie verloren de
finale van het WK 2010 in Zuid-Afrika tegen die vuile tyfus kloten bastaard
Spanjolen, ondanks ons smerig spel. Maar liefst tien gele kaarten werden er tegen
ons getrokken. Eerlijk gezegd was het nog een wonder dat niet het halve Nederlandse
elftal middels rood van het veld gestuurd werd.
Glans- en eerloos
gingen wullie ten onder die avond in Johannesburg.
Desalniettemin werd
er een groot feest georganiseerd bij terugkomst van onze jongens op vaderlandse
bodem. Op die vuile tyfus kloten bastaard hoerenzonen Spanjolen na hadden we
immers iedereen verslagen op het Wereldkampioenschap. Dat was toch zeker wel
een feestje waard? En opnieuw kleurde het land oranje.
Want feesten kunnen
wullie nu eenmaal veel beter dan zullie. Als het op het aanrichten van een groots
zuip en schreeuw bacchanaal aankomt, dan zijn wij gewoon de besten. Daar kunnen
zullie nog een puntje aan zuigen.
Onder een dak van
oranje vlaggetjes zetten wij een oranje pruik op, blazen op toeters en zetten
het op een zuipen. En iedereen is dan onze vriend. En iedereen zingt met de
meest vreselijke liedjes mee die iedereen verdomme ook nog eens woordelijk van
begin tot eind blijkt te kennen (“Heb je even voor mij?”). Totdat we
uiteindelijk weer ruzie met elkaar krijgen om stompzinnige onbenulligheden.
Maar tot dat
onvermijdbare moment zijn we even de besten in dat waarin we werkelijk
uitmunten: oranje gekleurde volksfeesten.
In dat licht bezien
is het dus ook niet langer van belang of het Nederlandse elftal vanavond wint
van het Duitse. Zwarte man Rob en ikzelf waren halverwege november 2011
aanwezig bij de oefenwedstrijd tegen onze vuile oosterburen in Hamburg en waren
toen al getuige van een blamerend verlies van wullie tegen zullie. Wullie
kregen met 3-0 klop van zullie.
We kunnen lullen
wat we wullen, maar we hebben er een hard hoofd in dat het vanavond nog goed
komt met wullie.
Natuurlijk kunnen
wij volksfeesten als de beste, daar komen zullie nog niet eens bij in de buurt,
maar een overwinning op die vuile tyfus Duitsers lijkt me een brug te ver. De
enige tactische mogelijkheid die ik – als eentje van de 16 miljoen Nederlandse
bondscoaches – nog zie, is dat onze jongens, zodra de eerste Duitse goal valt,
elkaar niet perplex en verwijtend gaan aanstaren, maar het dan juist op een
feesten zetten, alsof het wullie zijn die net gescoord hebben en niet zullie.
Dat is volledig in overeenkomst met onze volksaard en het zet – nog mooier – die
vuile tyfus kloten Duitsers direct op het verkeerde been. Wat doen die gekke Nederlanders
nu weer?
Waarop Klaas-Jan Huntelaar
– niet Van Persie – er alsnog twee goals in knalt.
© Bill Mensema
Geen opmerkingen:
Een reactie posten