Het leven van De
Zwarte Man staat niet alleen in dienst van het algemeen nut en dat van SC
Veendam in het bijzonder, maar behelst ook de onomwonden bewondering voor
andere Zwarte Mannen. In het kader hiervan hebben wij op dit platform al
gesproken over Johnny Cash en Jeff Tweedy, waarvan de laatste als naam op zich
niet zoveel voorstelt, maar dit dan wel weer in flagranto doet als zanger van de Amerikaanse band
Wilco.
De neiging om in dit
rijtje ook iets te zeggen over collega Zwarte Man Bert Hadders is groot, maar
dat komt later wel, als ik zal vertellen hoe Bert in 1982 de Frans-Duitse
verhoudingen opnieuw op scherp zette tijdens het oversteken van de Rijnbrug bij
Straatsburg.
(Ik zeg maar één
ding: de enige die ons uit de huidige Schlamazzel van de Eurocrisis kan verlossen is Bert.)
Een andere Zwarte
Man om vandaag enige woorden aan te wijden is Thomas Kretschmer, halverwege de
jaren zeventig de slaggitarist van Udo Lindenberg und das Panikorchester.
Udo was in die dagen
al een onbetwiste muzikale rockgod in Duitsland, die de ene na de andere prachtsong uit zijn opgespelde
mouw wist te schudden, zoals “Schneewittchen”, “Der Sizilianischer Wehrwolf”, “Satelite
City Fighter”, “Alles ist geil in Bielefeld”, “Meine erste groβe Liebe” en “Sie
spielte Cello”.
(Hij schreef
trouwens ook ongelofelijk veel kut songs maar dit terzijde.)
Zijn grootste
verdienste was dat Udo zijn liedteksten vol spitsvondigheden, felle
maatschappijkritiek of gewoon ouderwetse Liebeskümmer
in het Duits zong, in de taal van de straat, in de taal van de jongeren.
Dat was nog eens wat anders dan die flauwe Schlagers van Heino, Rex Dildo en
Freddy Breck. Smeuïge rock in die Muttersprache was
het wat Udo en de zijnen brachten, ook al hield die Mutti zelf natuurlijk wel weer van Heino, Rex
Dildo, Roy Black (een blanke), Roberto Bianco (een zwarte man, maar dan een
echte) of Freddy Breck.
Live op het podium voerde
Udo in zijn Panikorchester een stelletje ongeregeld aan, variërend van een
beestachtige drummer van het type Oliver Kahn, razende dwergen van wie je bang
werd, in veel te krappe leotards gestoken showworstelaars, een dikke
operazangeres, Gogo danseressen, dronken dubbelgangers van de diverse
partijsecretarissen van het Politbureau van de Sovjet-Unie en op conga niemand
minder dan onze eigen Neppie Noya, die destijds al – net als Arjen Robben en
Klaas-Jan Huntelaar heden ten dage – zijn fortuin zocht in het land van onze
oosterburen.
In 1979 was ik nog
een Zwarte Jongeman en ik had het geluk optredens van het orkest zowel in
Münster als in München te kunnen bijwonen.
Zoals verwacht gebeurde
er van alles op het podium, maar de enige naar wie ik vol bewondering keek was
Thomas Kretschmer, de kettingrokende slaggitarist van de band die helemaal
links – voor de kijkers dan – op het podium in de gigantische, totaal
uitverkochte evenementhallen stond. Hij zag eruit als een mollige paling in
strak leer verpakt, maar dan eentje met een ferme bos zwarte krullen. Zijn haar
was te lang om punks aan te spreken, maar te kort om hem een hippie te noemen.
Het kringelde gewoon omhoog.
Thomas Kretschmer speelde
alleen maar slag in de band. De solo’s liet hij graag aan een andere klojo
over. De slag niet. En in die slag hoorde je steeds weer zijn typisch strakke Krautrock akkoorden die samen met de stevige motor van
bas en drum het onderhavige nummer pas echt de geile body gaven.
Ik wil niet zeggen
dat ik geil werd van deze in glimmend zwart leer gestoken gitarist, maar
opgewonden raakte ik wel. Hoe die kerel daar zo achteloos stond te spelen, hoe
die kerel schijt aan alles om zich heen leek te hebben, hoe die kerel zonder
een aanslag op zijn gitaar te missen de ene peuk met de andere aanstak, hoe die
kerel op dat moment al Slash van Guns ’n Roses was, terwijl Slash zelf nog een
schattig jochie was, dat op de lagere school eerst braaf zijn vingertje opstak
als hij iets aan de meester wilde vragen.
Zo herinner ik mij
Slash zelf trouwens ook, want in 1975 heb ik in zijn klas van de Primary
School in Hampstead in Londen nog eens het sprookje van
Roodkapje voorgelezen. Hoe dat nou weer zo kwam is een totaal ander verhaal,
maar ik was ook toen al een olijkerd van jewelste en noemde Roodkapje in het sprookje
Axl Rosekapje. Slash – toen nog gewoon Saul – vroeg me nadien of het niet
Roodkapje moest zijn in plaats van Axl Rosekapje. Waarop ik de kleine guit een
kneep in de wang gaf en hem het volgende legendarische advies gaf: “Laat je
haar groeien, leer gitaarspelen als de beste en begin een fenomenale rockband
in Los Angeles.”
Thomas Kretschmer deed
bij de live optredens van Udo Lindenberg und das Panikorchester maar drie
dingen op het podium: hij speelde slaggitaar, hij rookte als een ketter en hij
stond er ongelofelijk cool te wezen.
Hoe het hem verder
vergaan is in zijn opmerkelijk bestaan staat uitgebreid beschreven in mijn schelmenroman
“Captain Liefie” (Uitgeverij Passage 2011), maar om u nu alvast een voorproefje
te geven van zijn kunnen zocht ik een YouTube clipje van de band op uit die
tijd.
Er is best veel te
vinden want Udo was toen al waanzinnig groot in Duitsland. Nog steeds trouwens,
want als hij nu iets uitbrengt is het direct dezelfde dag al een multi-platinum
album. Ik had werkelijk van alles kunnen kiezen. Zinderende opnames van de
toenmalige live shows, een clip van het nummer “Bodo Ballermann”, wat met zijn
voetbalthema natuurlijk geknipt zou zijn voor een blog als deze, of een van de
vijf op het net beschikbare versies van het nummer “Schneewittchen”, over een
heroïneverslaafd meisje, voor mij persoonlijk nog altijd een van de allerbeste
rocksongs in welke taal dan ook uit de jaren zeventig.
In al deze clips
gedraagt Thomas Kretschmer zich zoals het de ware rockgitarist betaamt:
achteloos, rokend, cool. Schijt aan alles, maar nooit aan het geluid dat hij
uit zijn instrument weet te toveren.
Dat had ik
gemakkelijk kunnen doen.
Maar ik heb daar
uiteindelijk niet voor gekozen. Want op YouTube is ook het bijgesloten clipje
te vinden van het Panikorchester, tijdens een opname voor een of andere
muziekprogramma op de Duitse tv in 1977. “Riki Masorati” heet het nummer dat ze
spelen.
Tekstueel is het nummer
gebaseerd op de in die dagen populaire coureur Nicky Lauda, wiens raceauto over
de kop sloeg en in brand vloog. Lauda overleefde de vlammenzee ternauwernood,
maar liep er wel verschrikkelijke brandwonden bij op. Als je hem daarna op tv
zag, met zijn gehavend gezicht, zijn verschroeide haren en zijn afgebrande oor,
dan kon je niet anders dan snel je hoofd afwenden.
Udo schreef er een nummer
over, zijn stem sterk in de mix naar voren gehaald, maar daaronder ouderwets
lekkere rock.
De tv-opname is zo
fake als de hel. Allemaal playback. Udo steeds in beeld. Deed toen al zijn
ding, zoals hij het ook daarna altijd is blijven doen. Beetje show, beetje
geil, beetje naar voren en dan weer naar achteren, beetje alsof hij totaal
bezopen is en dan weer niet. Allemaal prima de luxe, want zo is Udo nu eenmaal.
Hij is onlangs 66 geworden en ik hoop dat hij nog lang zijn ding mag blijven doen.
Het mooiste in de
“Riki Masorati” clip vind ik echter de band. Drummer op de achtergrond, de
bassist – Steffi Stefan met foute snor en foute laarzen – in het midden en de
twee gitaristen aan weerszijden. Een veel te klein podium in de tv studio, maar
ze willen wel allemaal in beeld.
Thomas Kretschmer is
een van de twee gitaristen, op dat moment al helemaal in het zwart, meer
krullen dan twee jaar later als ik hem voor het eerst zal zien, nog een stuk
smaller in het gezicht. Hij is in de clip ook nog niet zo mega cool als hij in
Münster of München in 1979 zal zijn.
Maar als je hem in
deze clip zo ziet klooien met zijn gitaar, dan weet je één ding zeker: de rebel
is al geboren.
© Bill Mensema
Fenomenaal verhaal weer Bill, maar als ik die Kretschmer zie.... sorry hoor, het lijkt wel een wijf.
BeantwoordenVerwijderenHerman