Ontbijten met champagne en kaviaar kan in
Rusland. Wodka heb ik niet gezien, maar er werd veel tomatensap gedronken. Dat
was, volgens collega M., goed tegen een wodka-kater. Het eerste bezoek van de
dag bleek aan het Nederlands consulaat in St. Petersburg, de tweede in het
land, na die in Moskou. Een derde kwam er voorlopig niet, ook al waren mensen
uit Jekaterinenburg vier dagen onderweg. In de hal een hele wand met Delfts
blauw, op de muur geschilderd. Victoria Lourik, cultureel medewerker en van de
perscontacten, ontving met thee en koffie (ik kon niet proeven of het
Nederlandse was). De link met Nederland was geen verrassing. Wij ‘hebben wel
iets met de Russen’ en St. Petersburg is gebouwd naar het voorbeeld van
Amsterdam.
Andersom bleek er eveneens interesse. Zij
reikten 5.000 visa per jaar uit en met Moskou erbij kwam dat op ergens tussen
de 50.000 en 60.000 Russen die naar het land van Johan Cruijff en nederwiet reisden.
De reden van de interesse in ons kikkerlandje
was divers. Een verklaring van Kouril luidde dat Nederland als ‘exotisch’ wwerd
gezien. Het ging om Russische jongedames die een Nederlandse vriend hadden (of
zochten) en als je een taal wilde studeren, was het een interessante optie.
Engels dat leerde je vanzelf, Duits, Frans of Italiaans haalde je uit boeken,
maar zo’n kleine taal, dat sprak niemand, dan had je wat bijzonders.
Er zou in 2013 weer iets te vieren zijn, een
biënnale en dat had met de betrekkingen tussen Nederland en Rusland te maken,
in 2003 werd immers het 300-jarig bestaan van de connectie gevierd.
Rusland veranderde, beaamde Kouril, werd
opener, de mensen kregen het wat beter, al bleef de militia corrupt. Als je na
een avondje stappen je papieren niet bij je had, moest je geld betalen. Een
soort bedelen. De politie had het ook niet breed. Het leger evenmin, ondervond
schrijver dezes toen hij voor het hotel even bij de rivier ging kijken en
aangesproken werd door een streng kijkende jonge militair. Hij wilde een
sigaret.
Sorry bro, ik rook niet meer.
Met de glasnost bleek het nog niet helemaal
goed geregeld. Victoria gaf een prachtige omschrijving van de persvrijheid in
Rusland: ‘Je mag van alles zeggen, maar wat er daarna gebeurt is dan je eigen
verantwoordelijkheid’.
Geen bezoek aan St. Petersburg zonder in de
Hermitage te zijn geweest. Daar waren we in no time, want Russen houden van
opschieten. De chauffeur van het busje reed alsof we achtervolgd werden door
gangsters die nog geld van hem kregen, elk stukje lopen ontaardde in een
snelwandeling waarbij het groepje binnen de kortste keren uiteenviel en tijdens
het eten had je het ene gerecht nog niet op of het volgende stond er al. Een
viergangendiner is drie gangen in een rotgang. Dat bleek later op de dag
tijdens de traditionele lunch in een restaurant met 1001 nacht in de naam en
dat bleek nog later tijdens het avondeten in een Sushibar, waarbij we warme
borsjt eten (bietensoep, erg Russisch) en dumplings voorgeschoteld kregen.
Typisch Chinees dacht ik, maar het is ook typisch Russisch.
De Hermitage bezat volgens de gids drie
miljoen stukken, waarvan uiteraard maar een klein deel wordt tentoongesteld.
Alsof je een emmer leeg gooide. Een zaaltje Renoir hier, een zaaltje Matisse
daar, hé, twee zaaltjes Picasso, wat beeldjes van Rodin, jawel, Rembrandt
ontbrak niet, Van Gogh evenmin, hé verrek, Kees van Dongen en zo ging het maar
door. Topstuk bleek een Rembrandt, Return of the Prodigal Son, inderdaad, Terugkeer van de Verloren Zoon. Wat de Mona Lisa voor het
Louvre was, was die Rembrandt voor de Hermitage.
Tijdens de lunch gaf gastconservator Inessa
Kouteinikova uitleg over het hoe en waarom van de expositie. Dat had te maken
met de traditie van het Groninger Museum, dat met Repin, Russisch Landschap en
Diaghilev veel moois uit het oosten haalde en in die serie is tot dusver een
aspect onderbelicht gebleven: de rol van het Russisch Oriëntalisme in de
schilderkunst in de negentiende en vroege twintigste eeuw. Vanuit een zo breed
mogelijk perspectief werd daar naar gekeken, vandaar dat er ook kunst uit
Kazachstan (wij willen Borat!), Armenië en Uzbekistan te zien zou zijn, zeg
maar de Kaukasus en Centraal-Azië. De belangrijkste kunstenaar in de expositie
was Vasilii Vereschchagin.
’s Middags brachten
we in hoog tempo een bezoek aan The Institute of Oriëntal Manuscripts, Scientific Research Museum of the Russian Academy of Arts, State Russian Art Academy’s Library en
het Russian Museum of Etnography. Allemaal
interessante instituten waarin sinds de jaren vijftig niks was veranderd.
Interessant in het manuscripteninstituut was een brief van Keizer Pu Yi (die
van die film) aan tsaar Nikolay II, gedateerd op 29 december 1908. Wat er in
staat werd niet duidelijk. Misschien iets als: ‘Hé hoe is het? Alles chill,
compadre? Zullen we weer iets afspreken? Nog gedated met een leuk chickie?’ Het
oudste manuscript was een papyrus fragment uit The Book of Dead, uit de tiende eeuw voor Christus.
Na het uitputtend
programma (een persreis is gewoon keihard werken) moesten we aan het eind van
de dag rennen om de trein naar Moskou te halen. Toen bleek dat het allesbehalve
een homogene groep was. Van enig sociaal gedrag geen sprake. Ieder voor zich en
God voor ons allen, dat werk. Het lukte ons allemaal, twee minuten voor de
trein vertrok. Collega M. en ik kwamen als laatste aan, er door iedereen, op
collega R. van RTV Noord na allemaal vrouwen, uit gelopen.
In het etnografisch museum, dat een half
miljoen stukken beheert, uit van die kleine landjes als Turkistan en Turkmenistan,
was ons verteld dat de burka een kledingstuk is dat gedragen wordt op
bruiloften. Het was helemaal geen uiting van een diep religieus besef. Niks te
fundamentalisten. Gewoon traditie, folklore. Een zucht van opluchting. Jongens,
we kunnen weer opgelucht ademhalen in Nederland. Er is niks aan de hand!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten