Nu er inmiddels een paar dagen zijn verstreken dorsten de zwarte mannen naar buiten te treden met dat wat er die avond verteld had moeten worden. Lees het verhaal van Bill over Pink Floyd en de roze dames. In de businessruimte door wanorde onnodig ingekort. Als lezer van deze blog krijgt u het verhaal integraal en ongecensureerd. Dit verhaal verdient de aandacht. Zwarte man Bill is verbindend bezig.
Wanneer we het over de Lange Leegte hebben, dan komen er twee dingen in mij naar boven.
Ten eerste de leegte. Dat is me wat. Want het impliceert namelijk ook dat het iets is dat groots is. Als de inkt in mijn ballpoint bijvoorbeeld op is, dan denk ik daar niet aan in termen als leegte. Dat geldt ook voor het lege pak melk dat iemand anders in de huishouding teruggezet heeft in de koelkast. Ook dat is niet iets dat zich laat kenmerken als een leegte. Ja, het zegt iets over een zekere leeghoofd dat te lui is om het lege melkpak klein te vouwen en in de afvalemmer te deponeren, maar het heeft nog steeds niets te maken met leegte.
Nee, leegte is een
enorme ruimte die opvalt omdat er niets is. Of beter gezegd: omdat er op het
eerste gezicht niets lijkt te zijn.
Zo was ik zaterdag voor
mijn werk als taxichauffeur op de rolstoelbus even in het kleine Drentse
brinkdorp Zeegse, aan de westzijde van het rivierdal van de Drentsche Aa. Ik
moest daar een klant ophalen, die er deelnam aan een door de vereniging van
stomapatiënten georganiseerde bijeenkomst. Maar voordat het zover was had ik nog
even een halfuur de tijd.
Ik zocht een plek in
het bos om me te verpozen. Uiteindelijk vond ik het. Langs de weg van Zeegse
naar Oude Molen is er een parkeerterrein, dat niet alleen wordt aangegeven door
de bekende witte letter P in het blauwe bord, maar ook een figuur die daaronder
languit in het gras ligt. Ik bedacht me geen moment en stuurde mijn bus juist
dat terrein op.
Het bleek een van
mijn betere beslissingen te zijn. Ik zette mijn bus stil, sprong eruit, stak
een sigaret op en ik keek om me heen. In de verte zag ik er de bosrand, ik zag
hoe het land langzaam afliep naar beneden, naar het oude stroomdal, ik zag hoe
de aarde hier platgestreken leek, en ik zag dat er heide was, nog jong zoals je
het in dit tijdstip van het jaar mag verwachten.
Ik zag dit allemaal
omdat er naast de parkeerplaats – naast deze volgens de Drentse VVV uitgelezen
plek om even met het gezin te gaan picknicken – alleen maar een grote ruimte
was. Er was hier een plek om dichtbij te kijken – bijvoorbeeld naar de
wonderlijke bruine heiplantjes onder mijn voeten die elk moment in de bloei
zullen gaan schieten – maar evengoed om van het vergezicht te genieten.
Er was hier sprake
van een schitterende leegte.
In de Veenkoloniën en
in Veendam in het bijzonder spreken we van de Lange Leegte. Er is hier dus ook al
zo’n bijzondere, grootse leegte voorhanden. En in de volksmond wordt die dan
ook nog eens als lang ervaren. Dat heeft natuurlijk met de lange rechte wegen
te maken die door dit gebied lopen, hoe alles hier langs rechte lijnen tot ver voorbij
de horizon lijkt te verdwijnen.
De leegte is wat er
is, of wat er juist niet is. Het was er al, of het is zo gegroeid. Maar het
gevoel dat het ook nog eens een lange leegte is, is iets dat wij mensen om
handen hebben, met de lange wegen en lange kanalen die onze voorouders hier met
bloed, zweet en tranen hebben aangelegd.
Oorspronkelijk
hadden de kaarsrechte land- en waterwegen natuurlijk een economisch – want
efficiënt – motief, maar intussen zijn ze vergroeid met de Veenkoloniën. Hier voelen
ze net zo juist, hier zijn ze net zo op hun plaats als de zon die telkens weer opkomt
boven Mussel en aan het einde van de dag weer ondergaat achter Kiel-Windeweer.
Het is hier terecht de
lange leegte.
In muziek kennen we
het ook: de lange leegte. Maar het zijn alleen de echt groten onder ons die
zich hieraan wagen. In de klassieke muziek hebben we de Franse componist Erik
Satie uit het begin van de vorige eeuw, die ons de schoonheid van de leegte
laat horen door zo min mogelijk toetsen op de piano te beroeren. In Nederland
worden zijn partituren al jarenlang uitgevoerd door Reinbert de Leeuw.
De muziek die we dan
horen is plinkie – en dan weer plonkie – en dan weer plinkie. Het is muziek die
zo sloom is dat het niet eens kabbelt. Dat zou veel en veel te snel gaan. Nochtans
stroomt het wel. De muziek van Erik Satie gaat gewoon door.
Het gaat van
plinkie.
Het gaat van
plonkie.
En dan gaat het weer
van plinkie.
Het is werkelijk wondermooi
en het raakt je in de ziel. Maar sukkel je er eens bij in slaap, dan mag je
jezelf dat niet verwijten. Dat overkomt namelijk iedereen die weleens naar
Satie luistert.
In de popmuziek is
het vooral Pink Floyd die ons muziek laat horen waarin de leegte wordt verbeeld.
Deze muziek wordt door fans overal ter wereld spacerock genoemd. Rock voor de
leegte.
De bassist van de
band legde het eens als volgt uit:
-
Je kunt alle
vierkwartsmaten vol spelen, zoals bijvoorbeeld al die punk bands dat
doen. Wij
hebben er evenwel voor gekozen dat niet te doen. Voor ons is één
vierkwartsmaat
meer dan genoeg.
Zie de spacerock van
Pink Floyd als een akkerland hier in de lange leegte. Als je over een van de
wegen in deze streek naast zo’n veld rijdt, dan zie je de hele tijd maar die
omgeploegde akker naast je voorbij glijden. Je rijdt er maar langs en steeds is
daar weer die akker. Ooit zullen er aardappels en bieten en granen groeien,
maar nu is het alleen nog maar een onlangs omgeploegd land. Het heeft al dagen
niet gerekend en de grond ziet er eerder stoffig grijs dan bruin uit, tot zover
het oog reikt, tot aan de einder en daarachter.
En dan is er ineens een
sloot. Een lange rechte sloot die de akker afkadert. Je rijdt er langs en daar
is die sloot. Natuurlijk rij je verder, maar onwillekeurig merk je het toch op.
-
Als ik me niet
vergis, zo denk je onbewust, heb ik hier net een sloot gezien.
Na die sloot volgt
opnieuw zo’n eindeloze akker van wederom omgeploegd stoffig land. En weer rij
je er langs. Maar het is pas bij de volgende sloot dat je wenkbrauw – je bent het
je hoogstwaarschijnlijk niet eens bewust – opnieuw een hele kleine, amper
zichtbare frons trekt.
Zo zit de muziek van
Pink Floyd – de spacerock, de rock voor de leegte – ook in elkaar. De volledige
maat behelst het volledige, stoffige land. Pink Floyd doet daar zoals gezegd niet
zo heel veel mee. Al hun energie gaat zitten in die ene vierkwartsmaat, in die sloot.
In hun geval blijkt dat ook meer dan genoeg te zijn.
Net als het land kun
je het geheel immers aan de hand van de akkers definiëren, maar het kan ook
door alleen maar de nadruk te leggen op de sloten. Ook dat kan voldoende zijn.
Wij zijn namelijk mensen, met onze eigen herinneringen aan wat we ooit zagen, met
al die gevoelens en emoties die in ons huizen, met onze eigen fantasie. Geef ons
alleen maar de sloten en onwillekeurig vullen wij de rest zelf wel in. In onze gedachten
kunnen we het land van de lange leegte alleen al aan de hand van de sloten prima
uittekenen.
En in onze harten
horen wij de volledige muziek van Pink Floyd, ook die stukken die ze nooit echt
gespeeld hebben.
Boosaardige tongen
beweren dat de mannen van Pink Floyd gewoon te lui zijn – of te stoned – om
alle vierkwartsmaten vol te spelen. Dat zou best weleens het geval kunnen zijn,
maar feit is dat er ook zo wonderbaarlijke muziek gemaakt kan worden. Goed, ze
spelen per maat hooguit een vierkwartsmaat vol, maar het resultaat is
overdonderend. Net als de muziek van Satie levert ook dit prachtige muziek op.
Stel dat we dit idee
van liever leeg dan voluit spelen nou zouden meenemen naar het voetbalveld,
hier vanavond aan De Lange Leegte. Wat zouden we dan anders kunnen doen? Of
wij… De spelers van SC Veendam natuurlijk. Laat ik eens een voorbeeld geven.
Gewoonlijk houden
wij er als publiek van als onze spelers zich een slag in de rondte buffelen.
-
Goed, zeggen we
nadien, weliswaar is het opnieuw een gelijkspel geworden maar
onze jongens
hebben tenminste een geweldige inzet getoond.
-
Ze hebben
gevochten voor wat ze waard waren.
-
Wat een kerels!
-
Wat een
buffelaars!
Ik durf daarentegen
hier en nu te zeggen: wat een domoren! Waarom zou je zo buffelen als je ook
effectief kunt spelen? Wat heb je eraan jezelf een breuk te rennen als het ook
anders kan? Waarom zou je niet louter op dat ene moment vlammen en al die
andere momenten gewoon een beetje uit je neus vreten?
Waarom, zo vraag ik
hier en nu, zou je niet de Pink Floyd van het voetbalveld kunnen zijn?
Neem bijvoorbeeld de
lange bal van achteren. De keeper legt de bal neer, neemt een aanloop en knalt
de voetbal tot ver voorbij de middenstip. De spits ziet het en rent als een
dolle naar de positie waar hij denkt dat de bal op het veld zal neerkomen.
-
Ja, ja, ja, denkt
de spits, die bal is voor mij. Ik pak ‘m. Ik ga ‘m pakken. Nog even
en ik heb
‘m!
De spits wordt
evenwel gedekt door een verdediger van de andere ploeg en ook die rent met de
spits mee.
-
Ho, ho, ho,
denkt de verdediger, het zal me toch niet gebeuren dat die dekselse
spits de
bal pakt. Nee, nee, nee, die bal is voor mij.
Het verschil tussen
de twee kemphanen is dat de spits naar voren rent en de hele tijd naar achteren
kijkt, naar de in aantocht zijnde bal, terwijl de verdediger naar achteren
beweegt en de hele tijd naar voren kijkt.
-
Die bal is voor
mij, kreunt de kleine spits.
-
Dat mocht je
willen, lacht de lange verdediger, die bal is natuurlijk voor mij.
Alles is voor Bassie!
In 99 van de honderd
gevallen heeft de verdediger – die toevalligerwijs Bas heet – groot gelijk. Nog
voordat de spits er met zijn korte lijf aan te pas kan komen, kopt de
verdediger de bal alweer naar een van zijn ploeggenoten en gaat de strijd weer
verder op het middenveld.
Rennen op de lange
keeperbal is gewoon een zinloze exercitie, die op het veld helaas niet uit te
bannen lijkt.
Maar wat nou als
onze jongens zich in het vervolg als de Pink Floyd van het voetbalveld
gedragen? Wat nou als ze niet alle vierkwartsmaten vol spelen, maar alleen maar
die ene, als ze alleen op dat moment effectief zijn?
In dat geval zou het
als volgt kunnen gaan.
De lange bal wordt
ook nu naar voren getrapt door de keeper. En ook nu zet de korte spits het even
op een drafje. Maar tegelijkertijd herhaalt hij voor zichzelf het volgende
mantra, dat hij van de trainer heeft meegekregen:
-
Ik ben Pink
Floyd, ik ben Pink Floyd! Niet alles volspelen, alleen maar die ene,
werkelijk benodigde
vierkwartsmaat.
De spits is zich dit
dus goed bewust. Deze keer rent hij dan ook alleen maar met het doel om de
verdediger van de tegenpartij op het verkeerde been te zetten. De verdediger rent
intussen zoals te verwachten met de spits mee. Stiekem lacht de verdediger al
in zijn vuistje, want ook deze keer zal hij de bal aan de kleine spits weten te
ontfutselen.
-
Wat een
prutser, denkt de verdediger, wat een prutser is die spits.
Maar dan, ja, dan
houdt de spits zich zomaar in. Ineens houdt hij op met rennen. Hij zet geen
voet meer voor de andere. Hij gaat ijskoud stokstijf stil staan.
-
Ja, hallo zeg,
reageert de verdediger verbluft, wat gaan we nou krijgen?
Hij beweegt nog wel
naar achteren, maar hij is ineens zo onzeker en tegelijkertijd zo verbaasd dat
hij vergeet de bal terug te koppen. Hetgeen ook geldt voor zijn doelman, die
van de weeromstuit de stuiterende bal door zijn vingers in zijn doel laat
glippen.
OK, dat is
natuurlijk het mooiste scenario, maar het is waarschijnlijker dat de toch
enigszins perplexe tegenstanders de bal alsnog terug in het spel weten te brengen.
Maar ook nu geldt:
laat de tegenpartij maar rennen! Laat die komedianten maar opkomen! Laat zij
maar de hele maat volspelen. Wij concentreren ons nu alleen nog op die ene
vierkwartsmaat. Wij zijn niet voor niets mannen van de Lange Leegte.
-
Wij zijn Pink!
-
Wij zijn Pink!
-
Wij zijn Pink
Floyd!
Pas als de
tegenstanders weer bij ons in de buurt zijn, pas als ze allemaal op onze helft
zijn, pas dan pakken we hun de bal af en dan knallen we hem met een snoeiharde
pass naar voren.
En dan hopen we
natuurlijk wel dat onze spits niet denkt dat dit nog steeds het moment is dat
hij als Pink Floyd een beetje uit zijn neus kan vreten. Want dat is nu niet het
geval. Dit is namelijk zijn moment. Dit is de vierkwartsmaat waarin hij moet
vlammen, niet als een stoonde spacerocker maar eerder als een punkrocker.
Nu moet hij juist
aanzetten! Nu moet hij tempo maken! Nu moet hij als een dolle gaan buffelen!
Dit is zeker niet het moment om onderweg opnieuw zijn mantra te gaan herhalen
dat hij Pink Floyd is. Nu moet hij dat mantra uitschakelen. Het moet nu echt
even aan de kant. En als hij dan toch nog iets tegen zichzelf wil zeggen om
zich op te peppen, nou, laat hem dan maar zeggen dat hij nu even een rauzende,
beukende punkrocker is.
Want nu heeft hij
juist al zijn energie nodig. Hij moet nu niet alleen de lange verdediger van de
tegenpartij omzeilen, maar ook alle andere tegenstanders op zijn weg naar het
doel aan de overkant en de ultieme glorie. Met een schijnbeweging hier en een
schijnbeweging daar moet hij iedereen die hem nu nog in de weg staat
verschalken.
En dan, wanneer hij
uiteindelijk vlak voor het doel van de tegenpartij is aangekomen, moet hij verschrikkelijk
uithalen.
Want de bal moet in
een kaarsrechte streep – zo recht als de wegen en de kanalen hier in de Veenkoloniën
– langs de keeper heen, in het net van het doel van de tegenpartij.
Waarop de Lange
Leegte eindelijk weer eens echt vol zal gaan lopen!
Want in deze leegte
zijn wij vanavond Pink.
Pink Floyd!
© Bill Mensema
Je hebt het natuurlijk over het Pink Floyd lied Fearless van de LP Meddle uit 1971, het lied dat eindigt met een zachtjes wegstervend You`ll never walk alone.....
BeantwoordenVerwijderen