Zwarte man Sandman moest met pijn in zijn hart gisteravond verstek laten gaan. Over het hoe en waarom wil hij zich graag verantwoorden. Hier volgt zijn verslag. Later meer over het thuistreffen tegen Helmond Sport en de literaire parade der zwarte mannen die voorafging aan de wedstrijd op de Langeleegte.
Naomi Campbell in
het Groninger Museum heb ik gemist, evenals Wilco in De Oosterpoort, om maar te
zwijgen van Jannes bij de MediaMarkt. De grote Daar-Moet-Je-Bij-Zijn-momenten
in Stad en ommeland (eigenlijk vooral Stad, want in de ommelanden gebeurt natuurlijk
geen reet) gaan goeddeels aan mij voorbij. Zo ook de mogelijk laatste
thuiswedstrijd ooit van SC Veendam. De laatste negentig minuten aan De
Langeleegte in
competitieverband. Het historisch moment waarop het na het duel tegen Helmond
Sport even stil werd, het gebeurde zonder mij.
De reden?
Ziek.
Een hardnekkige
griep die oren, voorhoofdholtes en neus een weeklang vulde met stopverf,
waardoor elke waarneming een hels karwei werd, om maar te zwijgen over het
haperende lichaam dat oud en moe aanvoelde. Zwarte man André vond het geen
excuus: ‘Je moet er juist stervend heen, dat past dan heel mooi.’
Misschien had dat
gemoeten. Ik kon het echter niet opbrengen. Alleen al uit praktische
overweging. De receptioniste van het zwembad in Hoogezand wilde donderdag bijna
met mij op de vuist omdat ik maar niet begreep wat ze bedoelde. Met de oren
potdicht is een gesprek onmogelijk als je omgeven bent door gillende peuters en
kleuters, ouders die diezelfde peuters en kleuters kwijt zijn, alsmede zwembadpas
en portemonnee en even later de (‘pfoeh, gelukkig’) teruggevonden peuters en
kleuters trakteren op een fikse abbedoedas, vol op de kneiter. Ik zag mezelf al
staan bij het koud buffet in de businesslounge.
‘Kom je ook uit
Veendam?’
‘Nee zeg, geen beschuit
met beenham.’
Daar zit niemand op
te wachten, zo reëel moet je zijn. Dus restte mij een avond thuis. Zoals zo vaak
de voorbije weken. Het werk stond op een laag pitje en ik vulde de uren met
lezen, uit het raam staren en klodders snot uit mijn neus en baard halen. Nou
ja, baard, mijn vader vindt dat wat op mijn wangen groeit net de Pekelder
markt: hier en daar een kraampje.
Ik was vrijdag voor
het eerst weer naar de Lübeckweg (daar werk ik) geweest. Ondanks de royale
pauze die ik mezelf had toebedeeld en tijdens welke ik boodschappen deed (zie
lees-, luister- en kijktips onderaan), was ik van die paar uur werken bekaf. Achteraf
had ik nog langer moeten blijven. Toen ik thuiskwam stond mijn vrouw voor het
raam te bellen en zaten de kinderen achter computer en nintendo. Niemand keek
op of om. Ook thuis gaan de Daar-Moet-Je-Bij-Zijn-momenten langs mij heen.
Toen de kinderen op
bed lagen plofte ik in een gemakkelijke stoel. Een kopstoot en de krant op het
bijzettafeltje, de iPhone binnen handbereik. Op het moment dat SC Veendam –
Helmond Sport van start ging begon ik in een verhaal over Kurt Vonnegut. Ik
troostte me met de gedachte dat de auteur van Slaughterhouse Five zeer ellendige laatste jaren heeft gehad. Hij
had zo’n bitch van een wijf dat hij (hij was al 62) nog een zelfmoordpoging
deed. Die dame, de fotografe Jill Krementz, was volgens zoon Mark Vonnegut, ik
citeer: ‘direct aangesloten op de ingewanden van de hel’.
U hoort mij nooit
meer over mijn vrouw klagen.
Het artikel was
geschreven door Auke Hulst. Auke komt uit Denemarken, het buurtschap nabij
Slochteren, daar waar ik nu woon. Van zijn hand verschijnt dit najaar het
autobiografische Kinderen van het ruige land. Denemarken betekent ruig land. Ik ben erg benieuwd
naar dat boek, want het verhaal van Auke en zijn broers is vrij bijzonder.
Af en toe keek ik op
nu.nl naar de tussenstand. Zoals zo vaak de laatste tijd stonden de
geel/zwarten snel op achterstand. 24ste minuut 0-1. Ik vloekte. Ik
keek naar de televisie. Dalziel en Pascoe. Er was iemand vermoord, maar, afgeblust op de bank
hangend, begreep ik er geen reet van. De rest van de boekenbijlage van de NRC
boeide nauwelijks. Behalve de recensie van Open stad van de Nigeriaans-Amerikaanse schrijver Teju
Cole. De man schijnt furore op Twitter te maken met ‘gruwelijk kleine verhalen
over moord en doodslag’. U begrijpt: ik ben hem direct gaan volgen.
Ik liep naar de
schuur en haalde meer bier en jenever. Ik worstelde me door een stuk over een
hedendaagse remake van Politeia van Plato. Interessant, maar ik weet nu al dat ik dat boek nooit zal
lezen. Onderwijl ik de iPhone checkte, kabbelde de avond voort, met wat lezen,
wat tv kijken en van beide begreep ik steeds minder. Net voor ik in slaap viel
ging ik in gedachten terug naar de dagen dat ik kind was, in bed lag met griep
en verlangend naar buiten keek, waar mijn vriendjes cowboytje speelden.
Leestip: Charles J. Shields – And So It Goes. Kurt Vonnegut, A Life. Henry Holt, 514 blz. Gregory D. Sumner – Unstuck In Time. A Journey Through Kurt Vonnegut’s Life And Novels. Seven Stories Press, 356 blz. Kurt Vonnegut – Novels and Stories 1963-1973. Onder redactie van Sidney Offit. Library of America, 848 blz.
Kijktip: Godfrey Reggio and Philip Glass – Koyaanisqatsi en Powaqqatsi.
Luistertip: Jack White – Blunderbuss.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten