Na een dag zwoegen op de werkvloer moet er gezorgd worden voor de inwendige mens. De vraag is wat gaat het vanavond worden, gekoppeld aan de vraag wat kan het vanavond worden. Zwarte man Mensema heeft een oplossing voor dit probleem. Het merk was in de tijd van de dienstplicht hofleverancier. Wie is er niet groot mee geworden.
Tomatencrème soep? Hou ik
niet van. Dat is soep voor andere liefhebbers dan ik. Ik zeg niet dat het soep
voor watjes is, want mijn moeder maakte het vroeger thuis in Delfzijl ook
geregeld. Kwam je in die dagen bij ons over de vloer, dan kon je geen watje
zijn. Dan moest je wel ergens tegen bestand zijn. Mijn vader schold namelijk de
hele dag de hele teringzooi bij elkaar. Hij kon schelden als een bootsman. Wat
eigenlijk wel logisch is, aangezien hij jarenlang zeeman op de grote vaart was geweest.
Maar als hij tomatencrème
soep at, dan was hij de rest van de dag zo mak als een lammetje. Dan ging er
ineens ontzettend veel liefde door de maag van de grote, forse kerel die mijn
pa was. Die zat dan ’s avonds zelfs bij het journaal gelukzalig voor zich uit
te staren.
Mijn moeder maakte geregeld
tomatencrème soep. Het was gewone tomatensoep uit een zakje. Ze deed er heel
veel koffiemelk bij in. Dat was de crème.
Je groeit ermee op.
Je leert het eten.
Toen ik eenmaal op mezelf
woonde kocht ik het nog weleens, maar het smaakte me nooit zo goed als de
tomatencrème soep van mijn moeder. Na verloop van tijd werd ik meer een man van
de stevige tomatensoep, eerst net als mijn moeder uit een zakje, in de jaren
die volgden uit blik. Daar zaten de soepballen al bij in, dus die hoefde je
niet eerst zelf te draaien.
In de supermarkt verscheen
er intussen ook tomatencrème soep uit blik. Die schafte ik aan. Opnieuw niet zo
lekker als die van mijn moeder, maar het was te doen. Toch was het een enorme teleurstelling
dat er geen soepballen in zaten. Net zoals in de blikjes Chinese tomatensoep,
waarbij je je mond vol hebt met vage groentezooi, zoals bamboescheuten, maar waar
je kunt zoeken naar soepballen tot je een ons weegt. Die zitten er gewoon niet
in.
Ik heb nooit de behoefte
gevoeld om naar China te gaan.
Kwamen mijn ouders langs,
dan schotelde ik geregeld tomatensoep met ballen voor. Maar niet nadat mijn
moeder eerst de keuken was binnengeglipt, om er een halve fles koffiemelk bij in
te gieten.
Penne? Hou ik ook niet van.
Dat is pasta voor fijnproevers. Ik ben half Engels. Alleen al vanwege mijn Engelse
bloed kan men mij nooit betichten een fijnproever te zijn. Zo zitten Engelsen
niet in elkaar, ook al komt het merendeel van de kookprogramma’s op tv uit
Engeland. Maar dat is geen weerspiegeling van de werkelijkheid. De meeste
Engelsen eten niet zo. Die houden zich verre van de liflafjes die op tv bereid
worden.
Zo bestaat mijn favoriete
maaltijd uit een spiegelei, patat en witte bonen in tomatensaus. Zoals je het
nu nog steeds overal in Engeland in restaurants kunt bestellen. Probeer daar
maar eens indruk mee te maken op je vriendinnetje of op je vrouw. Dat gaat niet
gebeuren.
Een andere favoriet is
stevige tomatensoep met ballen. Uit blik.
Wat ik evenwel nooit zal
klaarmaken is iets met penne. Macaroni elleboogjes of spaghetti? Prima. Zelfs
fussili en tagliatella. Allemaal pasta’s waar ik geen probleem mee heb. Maar
penne? Van die grote, holle deegbuisjes? Waar de saus en de stukjes gehakt al
uitvallen voordat je de penne in je mond kunt stoppen? Die aanfluiting van een
pasta komt mijn voorraadkast niet binnen!
Ik heb het eens samen met
mijn ouders in een restaurant in België gegeten. Mijn vader raakte gaandeweg de
maaltijd zo ontdaan door die duivelse penne dat hij al zijn gevoel voor
etiquette vergat en de hele teringzooi bij elkaar schold. Mijn moeder zag de
bui al van tevoren aankomen en was voor de zekerheid naar buiten gegaan om daar
een paar sigaretten te roken. Ondertussen bleef mijn vader met luide stem
schelden, staarde ik met een vuurrode kop voor me uit en verlieten steeds meer
gasten hoofdschuddend het Belgische etablissement.
Nochtans had mijn pa groot
gelijk.
Penne? De bankier onder de
pasta’s. Het ziet er indrukwekkend uit, maar het is hol van binnen.
Rotzooi.
Of zoals mijn vader zou
zeggen: teringzooi.
En toch eet ik de laatste
maand geregeld penne, met iets dat ik niet anders kan omschrijven dan pure
liefde. Het zit namelijk in een nieuw product van soepfabrikant Struik. Die
heeft sinds kort een nieuwe serie maaltijdsoepen op de markt gebracht. Niet in
die glimmende, flabberende pakken voor mensen die gevoelig zijn voor hippe
onzin, maar in ouderwets, degelijk blik.
Er zat zo’n blik in mijn
laatste kerstpakket. Tomatencrème soep van Struik. Ik had nog twee blikken in
de kast staan. Eentje met erwtensoep met schijfjes worst, eentje met bruine
bonensoep, eveneens met schijfjes worst. Die vind ik allebei lekker. Dat mag ik
ook als halve Engelsman. Maar ik dacht eerst maar even die tomatencrème soep te
eten. Dan is die in ieder geval weg.
Dat ging anders dan ik
dacht.
De tomatencrème soep van
Struik – met penne erin in plaats van soepballen – is namelijk goddelijk! En
dat komt gewoon uit blik.
Ik heb de afgelopen maand
minstens een keer per week tomatencrème soep van Struik gegeten en het einde is
voorlopig nog lang niet in zicht.
Ik kan mijn vinger er niet
op leggen wat het nu precies is – net zoals het geval is met een patatje met Joppie
saus – maar dat de firma Struik hiermee de lat hoog legt wat maaltijdsoepen
betreft is mij duidelijk. Want de tomatencrème soep van Struik is de Rolls
Royce onder de maaltijdsoepen.
Met penne erin.
Zonder soepballen.
Ik eet het in één keer op.
De rest van de avond ben ik
zo mak als een lammetje.
De blikken erwtensoep en
bruine bonensoep staan nog steeds onaangeroerd in de voorraadkast.
Het is Struik wat ik
gebruik.
© Bill Mensema
Maar Struik Curryworstsoep (met paprika en bockworst)is de Bentley Continental GT onder de soepen.
BeantwoordenVerwijderen