Jaren geleden heeft zwarte man Van der Veen college mogen genieten van professor Han Drijvers. Een kleurrijk docent die hem wegwijs heeft gemaakt in de wereld van het Oude Testament. Drijvers is niet meer, maar onze zwarte man moest ter hoogte van Borgercompagnie aan hem denken.
Wegens een studiereis is prof. Drijvers de komende weken niet beschikbaar stond er op het prikbord van de Theologische Faculteit aan de Kijk in't Jatstraat. Jammer want de colleges van professor Han Drijvers waren een wekelijks hoogtepunt. Drijvers was een redelijk onnavolgbaar man. Wat wil je. Geboren in Winschoten, leerling van de grote prof. Van Baaren, werkzaam op Princeton. Dan ben je wel iemand. Zaken als wetenschappelijk corvee waren niet aan hem besteed. Drijvers gaf les op niveau. Niet dat hij hooghartig was, integendeel. Een leraar in de klassieke betekenis van het woord. Hij wist kennis en Groningse nuchterheid te koppelen. Na afloop van zijn colleges zag de Martinitoren er anders uit, kortom je leefwereld was anders geworden.
Terug van de studiereis uit het Midden Oosten hingen wij aan zijn lippen. Drijvers, man van de wereld, deed onder andere verslag van een doldrieste taxirit door de straten van Damascus. Met een Oost-Gronings accent vertelde Drijvers dat de chauffeur niet te stoppen was daar deze Arabisch sprak met een Syrisch accent. Drijvers sprak natuurlijk Arabisch met een Gronings accent en dan wordt communicatie ook in Damascus moeilijk. Deze gebeurtenis en zin is onder theologen aan Drijvers blijven kleven. Kennis van het Oude Testament ten spijt.
Vanochtend in de auto bij Börkomnij hoorde ik de stem van Tanja Nijmeijer op de radio. Deze van origine Nederlandse sprak namens het FARC op een vredesconferentie in Cuba.
Professor Drijvers schoot door mijn hoofd. Nijmeijer sprak Spaans met een Twents-Gronings accent.
Wat ik van haar en het FARC moet vinden weet ik niet. Eigenlijk ook weer wel.
donderdag 8 november 2012
Arabisch met een Syrisch accent
Labels:
Borgercompagnie,
Cuba,
Damascus,
FARC,
Han Drijvers,
Tanja Nijmeijer,
Theologie
woensdag 7 november 2012
5:19
Vannacht om vijf uur negentien meldde zwarte man Blaakmeer uit de residentie het volgende: 'Obama herkozen'.
Wetende dat Veenkolonialen niet altijd scheutig zijn met complimenten, verdient het volgende beeld de volle aandacht. Hoe klein het ook mag lijken, maar als je als president van de grootste democratie ter wereld zo ogenschijnlijk losjes met de mannen van Wilco kunt converseren, dan sta je boven, onder en in de materie. In het 'gewoon' doen straalt dit beeld 'stijl' en gevoel voor 'decorum' uit. Het beeld Rutte en Gordon is van een andere orde. Zwarte mannen gaan de hele week muziek uit Chicago draaien.
Alleen jammer voor het gezin dat pappa Obama de kinderen niet nog een hond gunt. 'One dog is enough', was een leuke bijzin tijdens zijn overwinningsspeech twee uur geleden.
Gefeliciteerd.
Wetende dat Veenkolonialen niet altijd scheutig zijn met complimenten, verdient het volgende beeld de volle aandacht. Hoe klein het ook mag lijken, maar als je als president van de grootste democratie ter wereld zo ogenschijnlijk losjes met de mannen van Wilco kunt converseren, dan sta je boven, onder en in de materie. In het 'gewoon' doen straalt dit beeld 'stijl' en gevoel voor 'decorum' uit. Het beeld Rutte en Gordon is van een andere orde. Zwarte mannen gaan de hele week muziek uit Chicago draaien.
Alleen jammer voor het gezin dat pappa Obama de kinderen niet nog een hond gunt. 'One dog is enough', was een leuke bijzin tijdens zijn overwinningsspeech twee uur geleden.
Gefeliciteerd.
zaterdag 3 november 2012
Afscheid
Langs de zijkant van de Martinikerk staat een paarse rouwwagen van het type Volvo V90 geparkeerd. De mobiele telefoon bericht van een nieuw schrijven. Ter hoogte van de winkel vol met zwerfsportartikelen open ik de juiste applicatie en zie dat zwarte man Sandman zijn laatste column voor de Gezinsbode heeft gestuurd. Dit mag de blog. Nee, dit moet op de blog.
Sandman keert terug naar de streek waar hij 'weg' komt. Deze zwarte man gaat terug naar het voedingsgebied van de SC. Een thuiskomen. Lees in de column zijn verantwoording.
In de Veenkolonies kan zwarte man Sandman's schrijven niet altijd gelezen worden. Gelukkig komt er binnenkort onder de titel 'Laatste bus naar Slochteren' een bundeling van zijn beste Gezinsbode columns uit.
Zwarte mannen houden niet van zelfbevlekking, maar geef toe, dit is natuurlijk een typisch gevalletje zwarte mannen kado idee in deze steeds donker wordende dagen.
O ja, die rouwauto stond er in het kader van de rouwbeurs. De dood is het stilste levenslied. Zwarte mannen zijn het daar wel over eens. Daar is geen woord paars bij. Zwart zal overleven. Sandman gaat naar de Kanaalstreek. Daar kan de vlag in top.
Als de mannen van het vijfde donderdags na de training naar Vera gingen, probeerde ik me daar een voorstelling van te maken. Dat was een wereld ver weg. De muziek interesseerde me van A tot Z, ik bedoel, ik luisterde naar de Vpro, naar programma’s als De Wilde Wereld, maar hoewel ik als achttienjarige de leeftijd had, ik peinsde er niet over om naar een concert te gaan. Dat durfde ik niet.
Dat wat er in Vera gebeurde, zo maakte ik op uit de verhalen, daar moest ik maar niet heen. De flessen bier vlogen je om de oren en ik wilde voorkomen dat ik doodgedrukt zou worden tijdens het pogoën. Daarbij gingen ze soms nog naar de hoeren en zo was ik niet opgevoed.
De stad Groningen was in mijn beleving bevolkt met jongeren die hun neus ophaalden voor iemand uit Stadskanaal, die zo’n boertje van buiten niet eens zouden aankijken en als ze het al deden dan zou dat met zoveel dedain zijn dat zo iemand uit Stadskanaal op van de zenuwen de eerste bus weer naar huis nam, nog voor een noot muziek geklonken had.
Dat het wel meeviel hoorde ik pas toen ik naar Winschoten verhuisde. Vrienden uit de Rozenstad vertelden in geuren en kleuren dat ze eens kaarten in de voorverkoop hadden besteld, ik meen voor Killing Joke. Een uur voor aanvang van het concert werden ze bij de kassa uitbundig begroet: ‘Daar zijn de Winschoters! Achttien kaarten in de voorverkoop!’
Mijn angst om onder te gaan in het dansgeweld was overigens niet zo heel gek. Richard, een van mijn beste vrienden, herinnerde zich die avond: ‘We waren op tijd en stonden lekker vooraan. Wat we wel gek vonden was het weinige publiek. Tot een minuut voor aanvang ineens de grote deuren opengingen en een horde punkers en new wavers binnenstormde die bij de eerste klanken onmiddellijk losgingen in een woeste krijgsdans. In no time stonden we weer achterin de zaal.”
Toen ik 12,5 jaar geleden in de stad Groningen kwam te werken, als redacteur kunst en cultuur bij de Groninger Gezinsbode, hield ik dan ook mijn hart vast. Wat moest ik daar? Tussen al die bijdehante stadjers?
Ik had ‘ja’ gezegd toen ik voor de functie werd gevraagd, maar niet blakend van zelfvertrouwen. Dan moest ik naar Vera, naar De Oosterpoort, het Groninger Museum. Ik moest zorgen dat ik on speaking terms raakte met programmeurs en directeuren en ik zou er zelfs over moeten schrijven. Durfde ik dat?
De eerste jaren zat ik in het Groninger Museum als een kip naar het onweer te kijken naar Bono, naar Gorbatsjov en Jane Collins, maar alles wende en op zeker moment hoorde ik mezelf een vraag stellen aan Philip Glass.
De wereld van kunst en cultuur in Groningen is, ondanks het voortdurende geldgebrek, een boeiende biotoop, waarin plek is voor iemand met een goed idee. Wat ik nooit had kunnen bevroeden is dat ik me thuis ben gaan voelen in de stad. Op een dusdanige manier dat, toen we vanuit Groningen naar Slochteren verhuisden, ik met de blik van een stadjer naar het dorpse leven keek, het uitgangspunt voor deze serie verhalen.
Het gekke is weer dat ik juist in de stad leerde mijn eigen identiteit te koesteren. Ga niet met de meute bij, blijf bij jezelf. Een van de adviezen van Jacques J. d’Ancona heb ik altijd onthouden: ‘blijf leuke dingen doen’. Ik dacht eerst dat ie speciaal mij bedoelde, maar hij zei het tegen iedereen. Los daarvan: behoud de eigenheid en al is dat de Veenkoloniën, als je een goed verhaal hebt, zal niemand je uitlachen.
Met mijn vertrek bij de Groninger Gezinsbode, per 1 januari 2013, komt er een einde aan deze rubriek. Niet alleen omdat ik redacteur van De Kanaalstreek word, maar ook omdat ik niet meer met de blik van een stadjer naar het dorp kijk.
Herman Sandman
Sandman keert terug naar de streek waar hij 'weg' komt. Deze zwarte man gaat terug naar het voedingsgebied van de SC. Een thuiskomen. Lees in de column zijn verantwoording.
In de Veenkolonies kan zwarte man Sandman's schrijven niet altijd gelezen worden. Gelukkig komt er binnenkort onder de titel 'Laatste bus naar Slochteren' een bundeling van zijn beste Gezinsbode columns uit.
Zwarte mannen houden niet van zelfbevlekking, maar geef toe, dit is natuurlijk een typisch gevalletje zwarte mannen kado idee in deze steeds donker wordende dagen.
O ja, die rouwauto stond er in het kader van de rouwbeurs. De dood is het stilste levenslied. Zwarte mannen zijn het daar wel over eens. Daar is geen woord paars bij. Zwart zal overleven. Sandman gaat naar de Kanaalstreek. Daar kan de vlag in top.
Als de mannen van het vijfde donderdags na de training naar Vera gingen, probeerde ik me daar een voorstelling van te maken. Dat was een wereld ver weg. De muziek interesseerde me van A tot Z, ik bedoel, ik luisterde naar de Vpro, naar programma’s als De Wilde Wereld, maar hoewel ik als achttienjarige de leeftijd had, ik peinsde er niet over om naar een concert te gaan. Dat durfde ik niet.
Dat wat er in Vera gebeurde, zo maakte ik op uit de verhalen, daar moest ik maar niet heen. De flessen bier vlogen je om de oren en ik wilde voorkomen dat ik doodgedrukt zou worden tijdens het pogoën. Daarbij gingen ze soms nog naar de hoeren en zo was ik niet opgevoed.
De stad Groningen was in mijn beleving bevolkt met jongeren die hun neus ophaalden voor iemand uit Stadskanaal, die zo’n boertje van buiten niet eens zouden aankijken en als ze het al deden dan zou dat met zoveel dedain zijn dat zo iemand uit Stadskanaal op van de zenuwen de eerste bus weer naar huis nam, nog voor een noot muziek geklonken had.
Dat het wel meeviel hoorde ik pas toen ik naar Winschoten verhuisde. Vrienden uit de Rozenstad vertelden in geuren en kleuren dat ze eens kaarten in de voorverkoop hadden besteld, ik meen voor Killing Joke. Een uur voor aanvang van het concert werden ze bij de kassa uitbundig begroet: ‘Daar zijn de Winschoters! Achttien kaarten in de voorverkoop!’
Mijn angst om onder te gaan in het dansgeweld was overigens niet zo heel gek. Richard, een van mijn beste vrienden, herinnerde zich die avond: ‘We waren op tijd en stonden lekker vooraan. Wat we wel gek vonden was het weinige publiek. Tot een minuut voor aanvang ineens de grote deuren opengingen en een horde punkers en new wavers binnenstormde die bij de eerste klanken onmiddellijk losgingen in een woeste krijgsdans. In no time stonden we weer achterin de zaal.”
Toen ik 12,5 jaar geleden in de stad Groningen kwam te werken, als redacteur kunst en cultuur bij de Groninger Gezinsbode, hield ik dan ook mijn hart vast. Wat moest ik daar? Tussen al die bijdehante stadjers?
Ik had ‘ja’ gezegd toen ik voor de functie werd gevraagd, maar niet blakend van zelfvertrouwen. Dan moest ik naar Vera, naar De Oosterpoort, het Groninger Museum. Ik moest zorgen dat ik on speaking terms raakte met programmeurs en directeuren en ik zou er zelfs over moeten schrijven. Durfde ik dat?
De eerste jaren zat ik in het Groninger Museum als een kip naar het onweer te kijken naar Bono, naar Gorbatsjov en Jane Collins, maar alles wende en op zeker moment hoorde ik mezelf een vraag stellen aan Philip Glass.
De wereld van kunst en cultuur in Groningen is, ondanks het voortdurende geldgebrek, een boeiende biotoop, waarin plek is voor iemand met een goed idee. Wat ik nooit had kunnen bevroeden is dat ik me thuis ben gaan voelen in de stad. Op een dusdanige manier dat, toen we vanuit Groningen naar Slochteren verhuisden, ik met de blik van een stadjer naar het dorpse leven keek, het uitgangspunt voor deze serie verhalen.
Het gekke is weer dat ik juist in de stad leerde mijn eigen identiteit te koesteren. Ga niet met de meute bij, blijf bij jezelf. Een van de adviezen van Jacques J. d’Ancona heb ik altijd onthouden: ‘blijf leuke dingen doen’. Ik dacht eerst dat ie speciaal mij bedoelde, maar hij zei het tegen iedereen. Los daarvan: behoud de eigenheid en al is dat de Veenkoloniën, als je een goed verhaal hebt, zal niemand je uitlachen.
Met mijn vertrek bij de Groninger Gezinsbode, per 1 januari 2013, komt er een einde aan deze rubriek. Niet alleen omdat ik redacteur van De Kanaalstreek word, maar ook omdat ik niet meer met de blik van een stadjer naar het dorp kijk.
Herman Sandman
Labels:
Bono,
De Wilde Wereld,
Gorbatsjov,
Groninger Gizinsbode,
Herman Sandman,
Jacques J. d'Ancona,
Jane Collins,
Killing Joke,
Martinikerk,
Philip Glass,
Rouwbeurs,
Stadskanaal,
Vera,
Volvo,
Winschoten
donderdag 1 november 2012
Echte piraten
Zwarte mannen zijn nimmer te beroerd zich te laten bijpraten over alles en nog wat. Het leven is tenslotte één groot leermoment nietwaar. Zo hebben wij ons laten influisteren dat dit het echte volkslied van de veenkolonies schijnt te zijn. William W met zijn "De turfstekers van het veen".
Het YouTube filmpje bevat alleen maar een logo van De Etherpiraten, maar dat is wel een logo dat ons direct doet denken aan dat van Sankt Pauli.
De muziek zelf? Wij weten het niet. Qua tekst: Turfstekers van het veen? Dat doen ze in de koloniën allang niet meer. Etherpiraterij, dat was wat er in de donkere tijden veel gedaan werd, zo herinner ik me. Trouwens ook in de Friese Wouden, weten wij uit betrouwbare bron. Qua muziek: er zit een lekker agressieve slaggitaar in (bijkans ska), maar ook een verschrikkelijke accordeon.
Het is weer eens wat anders dan de zeer correcte muziek die wij Zwarte Mannen voorstaan. Het is geen Johnny Cash, het zijn geen Black Keys. Nee, het is William W.
Het YouTube filmpje bevat alleen maar een logo van De Etherpiraten, maar dat is wel een logo dat ons direct doet denken aan dat van Sankt Pauli.
De muziek zelf? Wij weten het niet. Qua tekst: Turfstekers van het veen? Dat doen ze in de koloniën allang niet meer. Etherpiraterij, dat was wat er in de donkere tijden veel gedaan werd, zo herinner ik me. Trouwens ook in de Friese Wouden, weten wij uit betrouwbare bron. Qua muziek: er zit een lekker agressieve slaggitaar in (bijkans ska), maar ook een verschrikkelijke accordeon.
Het is weer eens wat anders dan de zeer correcte muziek die wij Zwarte Mannen voorstaan. Het is geen Johnny Cash, het zijn geen Black Keys. Nee, het is William W.
Labels:
Black Keys,
Etherpiraterij,
Friese Wouden,
Johnny Cash,
Sankt Pauli,
William W.
vrijdag 26 oktober 2012
D.A.F.
Vanavond geen competitie voor de SC. Het weekend zal gebruikt worden zich verder op te laden voor de uitwedstrijd tegen Almere City FC aanstaande maandagavond.
Zwarte mannen zijn nog steeds van mening dat dit één van de slechtste namen uit de eerste divisie is. De vergadering over deze naam is waarschijnlijk geëindigd in een stemming. Een hybride was het resultaat. Geen mountainbike geen racefiets, maar dan ook weer geen fiets om boodschappen mee te doen.
Zwarte mannen zijn nog steeds van mening dat dit één van de slechtste namen uit de eerste divisie is. De vergadering over deze naam is waarschijnlijk geëindigd in een stemming. Een hybride was het resultaat. Geen mountainbike geen racefiets, maar dan ook weer geen fiets om boodschappen mee te doen.
Als zwarte mannen weekendliteratuur iets totaal anders. Bill, oftewel zwarte man Mensema heeft een wonderschoon stuk geproduceerd over DAF. Van Doorne's transmissie daargelaten.
Gevoel voor historie is wat zwarte mannen bindt. En dat in het weekend dat het programma 'Andere Tijden' van de NPS twaalf en half jaar bestaat. Voor mensen die nog steeds de vraag stellen: Wie of wat zijn de zwarte mannen? Denk bij het antwoord aan andere tijden, maar dan anders. Een stukje geschiedenisbeleving naar de mensheid toe.
Veel leesplezier.
O ja, Veendam staat op basis van anciënniteit nu al met één nul voor.
In de geschiedenis zijn er altijd al Zwarte Mannen geweest.
Zo was er een contingent Zwarte Mannen dat de graven Adolf en Lodewijk van Nassau bijstond in de Slag van Heiligerlee in 1568 en de Staatse troepen zelfs de uiteindelijke overwinning bezorgde op het qua aantal zeker in overwicht zijnde Spaanse leger.
Dat graaf Adolf zo’n pedante kwast was, kwam hem uiteindelijk duur te staan. De Zwarte Mannen hadden het op den duur helemaal gehad met zijn gezever en zagen de doorbraak van twee Spaanse scherpslijpers bewust door de vingers, zodat die de onfortuinlijke graaf alsnog om zeep hielpen.
Na de veldslag trokken deze Zwarte Mannen zich terug in de Vosholen achter Sappemeer.
Een andere Zwarte Man was James Wat die in 1781 alles in het werk stelde om het patent van de stoommachine – een jaar eerder uitgevonden door James Watt in Engeland – op zijn naam te krijgen. Het Engelse Patentbureau bewaart nog steeds drie dozen correspondentie uit Sappemeer uit die tijd.
Daarnaast is er nog een extra doos in het gigantische archief van het Bureau in de Engelse hoofdstad te vinden, met krantenartikelen over de ternauwernood verijdelde moordaanslag op de Engelse uitvinder in 1784. Het is nooit bewezen, maar het gerucht dat Zwarte Man James Wat hierachter zat was zo hardnekkig, dat het nooit echt uit de wereld geholpen is.
Zwarte Mannen houden daarentegen vol dat hier sprake was van kinnesinne, aangezien Wat – niet Watt – een jaar eerder een prototype van een uien pelmachine had ontworpen op stoom, waarbij de energiegeleiding voortgaand en niet stotend was.
Ja, Zwarte Mannen waren er altijd al.
Andere Zwarte Mannen zijn de Duitsers Gabi Delgado Lopez en Robert Görl. Samen vormden zij begin jaren tachtig het duo D.A.F. – Deutsch Amerikanische Freundschaft – een elektroband uit Düsseldorf. Ik had al eerder een heel vreemd maar knalgoed nummer van die band gehoord in 1980. Spookachtig, elektronisch, repeterend, hypnotiserend. In het Duitsland van toen was dat heel gewoon, met van die freak groepen als Can, Tangerine Dream, Amon Duül II en als bekendste Kraftwerk. De house van de jaren negentig zou hier later overduidelijk schatplichtig aan zijn.
Begin jaren tachtig was D.A.F. een band bestaande uit zes personen. Ze hadden net hun tweede album uitgebracht, met daarop bovengenoemd nummer. Maar echt groot waren ze nog niet. Zelfs niet in hun hometown Düsseldorf, waar Florian Schneider-Esleben van Kraftwerk de scepter zwaaide, zeker na het eclatante wereldsucces van de Kraftwerk hit ‘Fahren, fahren auf die Atobahn’, en de zes D.A.F. muzikanten lacherig terzijde schoof als mensen die er niet echt toe doen.
Een vergelijking met Graaf Adolf dringt zich begrijpelijkerwijs op.
De D.A.F. boys pakten alles in en vertrokken naar Londen, met het plan daar internationaal door te breken. Dat moment liet nog even op zich wachten, terwijl de jonge Duitsers in de Engelse hoofdstad bivakkeerden in een onverwarmd kraakpand, met alleen een slaapzak om zich te weren tegen de snijdende kou.
Op zich was het een goed idee om juist naar Londen te gaan, dat sinds de opkomst van punk opnieuw de muziekhoofdstad van de wereld was geworden. Maar er waren daar natuurlijk veel meer bands die hoopten op een platencontract en eeuwige roem. Het zou nog niet gemakkelijk worden om als kleine vis in zo’n drukke vijver op te vallen.
Na verloop van tijd pakten steeds meer bandleden hun boeltje bij elkaar en keerden teleurgesteld terug naar Düsseldorf in het Ruhrgebied, totdat uiteindelijk alleen Gabi Delgado Lopez en Robert Görl overbleven.
Waar Zwarte Mannen zijn, zijn er ook altijd kwade tongen. Sommigen beweerden dat Gabi en Robert de andere vier uit de band gegooid hadden als overbodig wrakhout. Anderen houden het erop dat de homo-erotische seks tussen de twee overblijvers in de slaapzak van Gabi op den duur teveel was voor de anderen om bij te wonen, dat het soms zo erg stoomde tussen die twee dat de spreekwoordelijke mist op de straten van Londen ook het pand leek te zijn binnengedrongen.
Hoe dan ook, op den duur restten alleen Gabi en Robert nog, alsmede de drums en de synthesizer van de laatste. Op deze synthesizer namen zij in een 16 step sequentie de basismelodieën op. Live, op het podium, had je vervolgens alleen Robert die duchtig de drums sloeg en Gabi die daarvoor als een schaatser aan het dansen was, terwijl hij met zijn krachtige bastenorstem zijn eveneens van alle poespas ontdane teksten zong.
In deze formatie en op deze wijze, waren zij natuurlijk Zwarte Mannen pur sang.
En het duurde dan ook niet meer lang voordat ze werden opgemerkt door de platenindustrie, voordat hen een contract werd aangeboden en voordat hun eerste – maar eigenlijk derde – album bij een bonafide maatschappij verscheen.
‘Alles ist gut’.
Op het album staat de grootste hit die D.A.F. ooit zou hebben: ‘Der Mussolini’, met daarin de bizarre, ironische tekststrofe: ‘Tanz der Mussolini, und jetzt den Adolf Hitler, und jetzt nach links, und jetzt nach rechts.’
Natuurlijk mocht je dit ook toen al niet goed vinden, maar wij vonden het allemaal prachtig. Jarenlang zou het een nummer zijn, waarmee je de dansvloer in jongerencentrum Vera in een mum van tijd vol kreeg. Het album vond gretig aftrek en Vera was totaal uitverkocht op die ene avond in 1982 dat D.A.F. Groningen aandeed. Gabi en Robert waren in strak leer gekleed, op het podium speelden ze alsof het de Slag bij Heiligerlee was en in de zaal was het – telkens als ik even achterom keek – een kolkende massa.
Nadien was het mijn taak als concertmedewerker van Vera om ze naar de kleedkamer te brengen, waar ze geen bier dronken, maar vers geperst fruitsap. Verder deden ze zich te goed aan droge worst, wat ik toen wat vreemd vond, want in Vera waren we in die dagen gewoon vooral veel biodynamische voer – zoals haver- en mueslikoeken – tot ons te nemen.
Terwijl Gabi zich het zweet van het lijf veegde met een handdoek keek hij mij langdurig aan. Ik wist al van zijn seksuele voorkeur en huiverde, want hij zou mij dan vast niet zachtjes en liefdevol nemen. Robert merkte mijn vrees als eerste op en zei me lachend dat ik me geen zorgen hoefde te maken, want Gabi viel uitsluitend op mooie jongens zoals hijzelf.Op den duur wenkte Gabi mij naar zich toe. Aarzelend gaf ik daar gehoor aan.
- Jij bent een Zwarte Man, sprak hij.
- Ik ben een wat? vroeg ik.
- Je weet het nu nog zelf niet,
maar eigenlijk ben jij net als Robert en ik ook een Zwarte Man.
- Ik ben blank, antwoordde ik, en u volgens mij ook.
Gabi glimlachte.
- Je bent zwarter dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden,
maar daar kom je nog wel achter.
Bij het afscheid, toen de twee Duitse muzikanten naar hun hotelkamer teruggingen, greep Gabi Delgado Lopez mijn hand vast en drukte mij op het hart altijd uit te blijven kijken naar andere Zwarte Mannen.
- Maar pas op voor de valse profeten, voegde Robert Görl daaraan toe.
Dat was vandaag precies 30 jaar geleden.
Inmiddels hebben zich talloze nieuwe popartiesten aangediend. De meeste daarvan waren absoluut geen Zwarte Mannen, een paar daarentegen juist wel, zoals Nick Cave, Rammstein en – opmerkelijk genoeg – ook Owen Paul, bekend van de hit ‘You’re my favorite waste of time’.
Maar soms is het lastig om te bepalen of iemand wel of niet een Zwarte Man is. Zoals het geval is met het Volendamse duo Nick en Simon, dat onlangs anoniem naar De Langeleegte meekwam met FC Volendam. Pas in de businessruimte deden Nick en Simon hun plaksnorren en zonnebrillen af en bleken ze zowaar meer hart voor SC Veendam te hebben dan voor hun eigen thuisclub. Ook blijken ze in werkelijkheid net zo grappig te zijn als op tv.
Maar toch…
Dankzij de moderne communicatiemiddelen nam ik nadien contact op met Gabi Delgado Lopez en legde ik de voorman van het gereüneerde D.A.F. dit vraagstuk voor. Even bleef het stil aan zijn kant van het internet, maar deze week verscheen dan eindelijk zijn respons, in de vorm van een video die hij speciaal aan Simon heeft gericht: ‘Ich glaub ich fick dich später’.
Inderdaad, nou weten we het nog steeds niet.
© Bill Mensema
Gevoel voor historie is wat zwarte mannen bindt. En dat in het weekend dat het programma 'Andere Tijden' van de NPS twaalf en half jaar bestaat. Voor mensen die nog steeds de vraag stellen: Wie of wat zijn de zwarte mannen? Denk bij het antwoord aan andere tijden, maar dan anders. Een stukje geschiedenisbeleving naar de mensheid toe.
Veel leesplezier.
O ja, Veendam staat op basis van anciënniteit nu al met één nul voor.
In de geschiedenis zijn er altijd al Zwarte Mannen geweest.
Zo was er een contingent Zwarte Mannen dat de graven Adolf en Lodewijk van Nassau bijstond in de Slag van Heiligerlee in 1568 en de Staatse troepen zelfs de uiteindelijke overwinning bezorgde op het qua aantal zeker in overwicht zijnde Spaanse leger.
Dat graaf Adolf zo’n pedante kwast was, kwam hem uiteindelijk duur te staan. De Zwarte Mannen hadden het op den duur helemaal gehad met zijn gezever en zagen de doorbraak van twee Spaanse scherpslijpers bewust door de vingers, zodat die de onfortuinlijke graaf alsnog om zeep hielpen.
Na de veldslag trokken deze Zwarte Mannen zich terug in de Vosholen achter Sappemeer.
Een andere Zwarte Man was James Wat die in 1781 alles in het werk stelde om het patent van de stoommachine – een jaar eerder uitgevonden door James Watt in Engeland – op zijn naam te krijgen. Het Engelse Patentbureau bewaart nog steeds drie dozen correspondentie uit Sappemeer uit die tijd.
Daarnaast is er nog een extra doos in het gigantische archief van het Bureau in de Engelse hoofdstad te vinden, met krantenartikelen over de ternauwernood verijdelde moordaanslag op de Engelse uitvinder in 1784. Het is nooit bewezen, maar het gerucht dat Zwarte Man James Wat hierachter zat was zo hardnekkig, dat het nooit echt uit de wereld geholpen is.
Zwarte Mannen houden daarentegen vol dat hier sprake was van kinnesinne, aangezien Wat – niet Watt – een jaar eerder een prototype van een uien pelmachine had ontworpen op stoom, waarbij de energiegeleiding voortgaand en niet stotend was.
Ja, Zwarte Mannen waren er altijd al.
Andere Zwarte Mannen zijn de Duitsers Gabi Delgado Lopez en Robert Görl. Samen vormden zij begin jaren tachtig het duo D.A.F. – Deutsch Amerikanische Freundschaft – een elektroband uit Düsseldorf. Ik had al eerder een heel vreemd maar knalgoed nummer van die band gehoord in 1980. Spookachtig, elektronisch, repeterend, hypnotiserend. In het Duitsland van toen was dat heel gewoon, met van die freak groepen als Can, Tangerine Dream, Amon Duül II en als bekendste Kraftwerk. De house van de jaren negentig zou hier later overduidelijk schatplichtig aan zijn.
Begin jaren tachtig was D.A.F. een band bestaande uit zes personen. Ze hadden net hun tweede album uitgebracht, met daarop bovengenoemd nummer. Maar echt groot waren ze nog niet. Zelfs niet in hun hometown Düsseldorf, waar Florian Schneider-Esleben van Kraftwerk de scepter zwaaide, zeker na het eclatante wereldsucces van de Kraftwerk hit ‘Fahren, fahren auf die Atobahn’, en de zes D.A.F. muzikanten lacherig terzijde schoof als mensen die er niet echt toe doen.
Een vergelijking met Graaf Adolf dringt zich begrijpelijkerwijs op.
De D.A.F. boys pakten alles in en vertrokken naar Londen, met het plan daar internationaal door te breken. Dat moment liet nog even op zich wachten, terwijl de jonge Duitsers in de Engelse hoofdstad bivakkeerden in een onverwarmd kraakpand, met alleen een slaapzak om zich te weren tegen de snijdende kou.
Op zich was het een goed idee om juist naar Londen te gaan, dat sinds de opkomst van punk opnieuw de muziekhoofdstad van de wereld was geworden. Maar er waren daar natuurlijk veel meer bands die hoopten op een platencontract en eeuwige roem. Het zou nog niet gemakkelijk worden om als kleine vis in zo’n drukke vijver op te vallen.
Na verloop van tijd pakten steeds meer bandleden hun boeltje bij elkaar en keerden teleurgesteld terug naar Düsseldorf in het Ruhrgebied, totdat uiteindelijk alleen Gabi Delgado Lopez en Robert Görl overbleven.
Waar Zwarte Mannen zijn, zijn er ook altijd kwade tongen. Sommigen beweerden dat Gabi en Robert de andere vier uit de band gegooid hadden als overbodig wrakhout. Anderen houden het erop dat de homo-erotische seks tussen de twee overblijvers in de slaapzak van Gabi op den duur teveel was voor de anderen om bij te wonen, dat het soms zo erg stoomde tussen die twee dat de spreekwoordelijke mist op de straten van Londen ook het pand leek te zijn binnengedrongen.
Hoe dan ook, op den duur restten alleen Gabi en Robert nog, alsmede de drums en de synthesizer van de laatste. Op deze synthesizer namen zij in een 16 step sequentie de basismelodieën op. Live, op het podium, had je vervolgens alleen Robert die duchtig de drums sloeg en Gabi die daarvoor als een schaatser aan het dansen was, terwijl hij met zijn krachtige bastenorstem zijn eveneens van alle poespas ontdane teksten zong.
In deze formatie en op deze wijze, waren zij natuurlijk Zwarte Mannen pur sang.
En het duurde dan ook niet meer lang voordat ze werden opgemerkt door de platenindustrie, voordat hen een contract werd aangeboden en voordat hun eerste – maar eigenlijk derde – album bij een bonafide maatschappij verscheen.
‘Alles ist gut’.
Op het album staat de grootste hit die D.A.F. ooit zou hebben: ‘Der Mussolini’, met daarin de bizarre, ironische tekststrofe: ‘Tanz der Mussolini, und jetzt den Adolf Hitler, und jetzt nach links, und jetzt nach rechts.’
Natuurlijk mocht je dit ook toen al niet goed vinden, maar wij vonden het allemaal prachtig. Jarenlang zou het een nummer zijn, waarmee je de dansvloer in jongerencentrum Vera in een mum van tijd vol kreeg. Het album vond gretig aftrek en Vera was totaal uitverkocht op die ene avond in 1982 dat D.A.F. Groningen aandeed. Gabi en Robert waren in strak leer gekleed, op het podium speelden ze alsof het de Slag bij Heiligerlee was en in de zaal was het – telkens als ik even achterom keek – een kolkende massa.
Nadien was het mijn taak als concertmedewerker van Vera om ze naar de kleedkamer te brengen, waar ze geen bier dronken, maar vers geperst fruitsap. Verder deden ze zich te goed aan droge worst, wat ik toen wat vreemd vond, want in Vera waren we in die dagen gewoon vooral veel biodynamische voer – zoals haver- en mueslikoeken – tot ons te nemen.
Terwijl Gabi zich het zweet van het lijf veegde met een handdoek keek hij mij langdurig aan. Ik wist al van zijn seksuele voorkeur en huiverde, want hij zou mij dan vast niet zachtjes en liefdevol nemen. Robert merkte mijn vrees als eerste op en zei me lachend dat ik me geen zorgen hoefde te maken, want Gabi viel uitsluitend op mooie jongens zoals hijzelf.Op den duur wenkte Gabi mij naar zich toe. Aarzelend gaf ik daar gehoor aan.
- Jij bent een Zwarte Man, sprak hij.
- Ik ben een wat? vroeg ik.
- Je weet het nu nog zelf niet,
maar eigenlijk ben jij net als Robert en ik ook een Zwarte Man.
- Ik ben blank, antwoordde ik, en u volgens mij ook.
Gabi glimlachte.
- Je bent zwarter dan je ooit voor mogelijk hebt gehouden,
maar daar kom je nog wel achter.
Bij het afscheid, toen de twee Duitse muzikanten naar hun hotelkamer teruggingen, greep Gabi Delgado Lopez mijn hand vast en drukte mij op het hart altijd uit te blijven kijken naar andere Zwarte Mannen.
- Maar pas op voor de valse profeten, voegde Robert Görl daaraan toe.
Dat was vandaag precies 30 jaar geleden.
Inmiddels hebben zich talloze nieuwe popartiesten aangediend. De meeste daarvan waren absoluut geen Zwarte Mannen, een paar daarentegen juist wel, zoals Nick Cave, Rammstein en – opmerkelijk genoeg – ook Owen Paul, bekend van de hit ‘You’re my favorite waste of time’.
Maar soms is het lastig om te bepalen of iemand wel of niet een Zwarte Man is. Zoals het geval is met het Volendamse duo Nick en Simon, dat onlangs anoniem naar De Langeleegte meekwam met FC Volendam. Pas in de businessruimte deden Nick en Simon hun plaksnorren en zonnebrillen af en bleken ze zowaar meer hart voor SC Veendam te hebben dan voor hun eigen thuisclub. Ook blijken ze in werkelijkheid net zo grappig te zijn als op tv.
Maar toch…
Dankzij de moderne communicatiemiddelen nam ik nadien contact op met Gabi Delgado Lopez en legde ik de voorman van het gereüneerde D.A.F. dit vraagstuk voor. Even bleef het stil aan zijn kant van het internet, maar deze week verscheen dan eindelijk zijn respons, in de vorm van een video die hij speciaal aan Simon heeft gericht: ‘Ich glaub ich fick dich später’.
Inderdaad, nou weten we het nog steeds niet.
© Bill Mensema
Labels:
Almere City FC,
D.A.F.,
Heiligerlee,
Nick Cave,
Rammstein,
Vera,
Vosholen
woensdag 24 oktober 2012
De zwartste aller mannen: August Strindberg
Zwarte man Sandman was kortgeleden op reis in het land van Volvo, Hasselblad en Strindberg. Zwarte man van der Veen was kortgeleden in Parijs. Nu de stad van Zlatan Ibrahimovic. In het volgende schrijven van Sandman komen deze werelden bij elkaar. Connotaties met de SC worden niet geschuwd.
August Strindberg was zoekende. Zijn ogen zijn die van een madman. Een blik op een van zijn vele zelfportretten en een ieder ziet onmiddellijk: dit is geen mens die na het avondeten met de krant op schoot in slaap valt. En dat wat hij zocht vervulde hem met zoveel angst dat hij, tijdens het bohèmeleven in Parijs, in een zware psychische crisis raakte. Ik weet waar hij bang voor was: zichzelf.
Als zwarte man herkende ik dat, ook wij zijn soms zoekende.
Zwarte man: ‘Woar binnen mien klompen?’
Vrouw van de zwarte man: ‘Woar ze altied stoan, koukop. Bie achterdeure.’
Op persreis met het Groninger Museum, als voorbereiding op de expositie Nordic Art die in december opent, bezocht een gezelschap journalisten het huis van Strindberg in Stockholm. Naast toneelschrijver en dichter was hij schilder en een paar van zijn woeste zeegezichten, de reflecties van een verscheurd innerlijk, zijn straks op Museumeiland te zien. Wij waren in zijn voormalig woonhuis, een voor zijn tijd (Strindberg leefde van 1849-1912) modern huis met met cv, lift en wc en ik wist onmiddellijk: hier woonde een zwarte man.
Een van Zwedens meest invloedrijke schrijvers, hij domineerde de letteren bijna vier decennia, was een man van tegenstellingen: Een vrouwenhater, maar getrouwd geweest met twee actrices en een journaliste. Zoals bekend niet de meest gemakkelijke types (aan de andere kant, welke vrouw is wel gemakkelijk?) en enerzijds atheïst en antisemiet (al was antisemitisme in zijn tijd niet ongewoon) en anderzijds religieus aangelegd en gefascineerd door het occulte. Daarbij bewoog hij zich op maatschappelijk vlak in twee werelden. Hij had een eigen theater, thuis van de intelligentsia, maar kwam op voor de arbeiders en ondanks zijn strubbelingen met zijn psyche was hij ongelooflijk productief.
De herkenning als zwarte man is er dus ook in het gedoe met onze eigen, feministisch-angehaugte vrouwen.
Zwarte man: ‘Woar stait de jenever?’
Vrouw van de zwarte man: ‘Most nait zoveel zoepen.’
Zwarte man: ‘Heb ik neudig. Ik ontspan slecht.’
Vrouw van de zwarte man: ‘Most zulf waiten, maar ik gai vanoavend nait weer met de bainen wied.’
Als vierde kind van een scheepsmakelaar haatte hij zijn stiefmoeder (het komt altijd ergens vandaan, nietwaar?) en studeerde aanvankelijk medicijnen. Acteur worden mislukte, maar daar hield hij wel een baan als schrijver aan over. Na de psychische crisis verscheen een van zijn bekendste werken, Infernocrisis (1894-1896) en dat bracht hem tot een ‘nieuw, ondogmatisch en onkerkelijk maar wel christelijk religieus geloof, waarin schuld en boete een grote rol spelen’.
Volgens Strindberg was het lijden ‘een soort mystiek gebeuren en het leven een zuiveringstoestand die aan de mensen was opgelegd’ (bron: Wikipedia).
Ook dat komt ons, zwarte mannen, onlosmakelijk verbonden met de Veenkoloniën, niet onbekend voor. Op de lege vlaktes, op de koude tribunes en kijkend naar het spel van SC Veendam, lijden wij. Om het lijden zelf, als boetedoening, om de zwarte ziel te zuiveren.
De Zweedse toneelschrijver heeft zelfs geprobeerd om goud te maken en ook daar ligt een raakvlak, want was het niet onze eigen directeur Henk Eising, die afgelopen voorjaar uit niets goud probeerde te maken?
Op de laatste verjaardag van Strindberg waren er tien- tot vijftienduizend mensen op de been en zijn begrafenis was een nationale gebeurtenis, waarbij vijftigduizend mensen, toen eenvijfde van het totaal aantal inwoners van Stockholm, langs de route naar het kerkhof stonden. Zijn ideeën verdelen het land, dat in 2012 zijn honderdste sterfdag viert, nog steeds in voor- en tegenstanders. God hebbe zijn zoekende ziel, maar dankzij deze zwartste aller mannen begrijp ik Zlatan Ibrahimovic beter.
August Strindberg was zoekende. Zijn ogen zijn die van een madman. Een blik op een van zijn vele zelfportretten en een ieder ziet onmiddellijk: dit is geen mens die na het avondeten met de krant op schoot in slaap valt. En dat wat hij zocht vervulde hem met zoveel angst dat hij, tijdens het bohèmeleven in Parijs, in een zware psychische crisis raakte. Ik weet waar hij bang voor was: zichzelf.
Als zwarte man herkende ik dat, ook wij zijn soms zoekende.
Zwarte man: ‘Woar binnen mien klompen?’
Vrouw van de zwarte man: ‘Woar ze altied stoan, koukop. Bie achterdeure.’
Op persreis met het Groninger Museum, als voorbereiding op de expositie Nordic Art die in december opent, bezocht een gezelschap journalisten het huis van Strindberg in Stockholm. Naast toneelschrijver en dichter was hij schilder en een paar van zijn woeste zeegezichten, de reflecties van een verscheurd innerlijk, zijn straks op Museumeiland te zien. Wij waren in zijn voormalig woonhuis, een voor zijn tijd (Strindberg leefde van 1849-1912) modern huis met met cv, lift en wc en ik wist onmiddellijk: hier woonde een zwarte man.
Een van Zwedens meest invloedrijke schrijvers, hij domineerde de letteren bijna vier decennia, was een man van tegenstellingen: Een vrouwenhater, maar getrouwd geweest met twee actrices en een journaliste. Zoals bekend niet de meest gemakkelijke types (aan de andere kant, welke vrouw is wel gemakkelijk?) en enerzijds atheïst en antisemiet (al was antisemitisme in zijn tijd niet ongewoon) en anderzijds religieus aangelegd en gefascineerd door het occulte. Daarbij bewoog hij zich op maatschappelijk vlak in twee werelden. Hij had een eigen theater, thuis van de intelligentsia, maar kwam op voor de arbeiders en ondanks zijn strubbelingen met zijn psyche was hij ongelooflijk productief.
De herkenning als zwarte man is er dus ook in het gedoe met onze eigen, feministisch-angehaugte vrouwen.
Zwarte man: ‘Woar stait de jenever?’
Vrouw van de zwarte man: ‘Most nait zoveel zoepen.’
Zwarte man: ‘Heb ik neudig. Ik ontspan slecht.’
Vrouw van de zwarte man: ‘Most zulf waiten, maar ik gai vanoavend nait weer met de bainen wied.’
Als vierde kind van een scheepsmakelaar haatte hij zijn stiefmoeder (het komt altijd ergens vandaan, nietwaar?) en studeerde aanvankelijk medicijnen. Acteur worden mislukte, maar daar hield hij wel een baan als schrijver aan over. Na de psychische crisis verscheen een van zijn bekendste werken, Infernocrisis (1894-1896) en dat bracht hem tot een ‘nieuw, ondogmatisch en onkerkelijk maar wel christelijk religieus geloof, waarin schuld en boete een grote rol spelen’.
Volgens Strindberg was het lijden ‘een soort mystiek gebeuren en het leven een zuiveringstoestand die aan de mensen was opgelegd’ (bron: Wikipedia).
Ook dat komt ons, zwarte mannen, onlosmakelijk verbonden met de Veenkoloniën, niet onbekend voor. Op de lege vlaktes, op de koude tribunes en kijkend naar het spel van SC Veendam, lijden wij. Om het lijden zelf, als boetedoening, om de zwarte ziel te zuiveren.
De Zweedse toneelschrijver heeft zelfs geprobeerd om goud te maken en ook daar ligt een raakvlak, want was het niet onze eigen directeur Henk Eising, die afgelopen voorjaar uit niets goud probeerde te maken?
Op de laatste verjaardag van Strindberg waren er tien- tot vijftienduizend mensen op de been en zijn begrafenis was een nationale gebeurtenis, waarbij vijftigduizend mensen, toen eenvijfde van het totaal aantal inwoners van Stockholm, langs de route naar het kerkhof stonden. Zijn ideeën verdelen het land, dat in 2012 zijn honderdste sterfdag viert, nog steeds in voor- en tegenstanders. God hebbe zijn zoekende ziel, maar dankzij deze zwartste aller mannen begrijp ik Zlatan Ibrahimovic beter.
Labels:
August Strindberg,
Groninger Museum,
Hasselblad,
Henk Eising,
Parijs,
SC Veendam,
Stockholm,
Volvo,
Zlatan Ibrahimovic
zaterdag 20 oktober 2012
SC Veendam - De Graafschap
Het episch centrum van en voor de zwarte man is en blijft de Langeleegte. Gisteravond een prachtige avond op de familietribune. Over familiebanden gesproken. Van der Pavert!
Laten we eerlijk zijn: afgelopen vrijdagavond in De Langeleegte waren de mannen van De Graafschap natuurlijk een stel beestachtig goede voetballers. Allemaal van die potige kerels – niet alleen Tedje ‘I eat broccoli for breakfast’ van der Pavert maar iedereen in het blauwwitte tenue – die waar mogelijk onze jongens in het spel snel stoorden en zodra zich een kans voordeed met zijn allen recht op ons doel afstormden.
Moeke Alberts – die naast ons zat – schreeuwde nog dat Veendam nu echt
goed bij de les moest blijven, maar haar goedhartige waarschuwing bleek helaas
aan dovemansoren te zijn gericht. Onze jongens lieten een gaatje vallen, wat
voor de superboeren uit de Achterhoek net genoeg was. Alleen al hun tweede goal
ging er met zo’n rottempo en met zo’n kracht in, dat wij op de tribune even het
idee hadden dat het volledige elftal van De Graafschap met bal en al ons doel was
binnen getuimeld.
Wat jammer was.
Niet nodig.
- Godverdikkie, schreeuwde moeke Alberts het uit.
- Godverdikkie, schreeuwde moeke Alberts het uit.
Wij Zwarte Mannen keken elkaar aan en deden waar wij het beste in zijn:
we krulden onze pruillip.
De 0-1 halverwege de eerste helft was al een klap in ons gezicht, want
tot dan toe had SC Veendam het beste van het spel. Vooral op links wisten onze
jongens geregeld goed uit te breken, met daarbij een glansrol voor onze nummer
11 – Sidney Schmelz – die telkens weer de bal vlak voor het goal van De
Graafschap wist te plaatsen.
Maar daar bleef het bij.
De bal ging er maar niet in.
- Wat een sukkels! schreeuwde moeke Alberts.
- Wat een sukkels! schreeuwde moeke Alberts.
Ja, ze had het over onze eigen jongens, die zich daarna weer groepeerden
en het opnieuw probeerden.
Totdat dus de 0-1 viel.
- Dit is totaal tegen de verhouding in, reageerde Zwarte Man Fousert.
- Niet leuk, sprak Zwarte Man Mensema.
- Absoluut niet leuk, sprak Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Ik ga nu maar even een patatje halen, sprak Sam,
de zoon van Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Dit is totaal tegen de verhouding in, reageerde Zwarte Man Fousert.
- Niet leuk, sprak Zwarte Man Mensema.
- Absoluut niet leuk, sprak Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Ik ga nu maar even een patatje halen, sprak Sam,
de zoon van Zwarte Man Klein Goldewijk.
Dat was maar goed ook, want wat moeke Alberts zich op dat moment aan
scheldwoorden liet ontvallen, was niet iets waar een jochie van negen naar zou
moeten luisteren. Wat zeg ik: zelfs Zwarte Mannen – die nogal wat gewend zijn –
steeg het schaamrood naar de kaken.
Niettemin kwam al die vuilspuiterij uit een goed hart.
Uit het hart van moeke Alberts.
Laten we dat niet vergeten.
Na de rust was het net zoals in de laatste 20 minuten van de eerste
helft: De Graafschap domineerde het spel en onze jongens sukkelden er
achteraan. Met name Veendam verdediger Wagenaar, die er ook vanaf de tribune
flink van langs kreeg.
- Zit niet zo te slapen, Wagenaar! schreeuwde moeke Alberts.
- Ben je overleden of zo, Wagenaar! schreeuwde moeke Alberts.
- Godverdikkie, Wagenaar, let nou toch eens goed op met je bolle ogen,
jij vuile klotenklapper! schreeuwde moeke Alberts.
- Zit niet zo te slapen, Wagenaar! schreeuwde moeke Alberts.
- Ben je overleden of zo, Wagenaar! schreeuwde moeke Alberts.
- Godverdikkie, Wagenaar, let nou toch eens goed op met je bolle ogen,
jij vuile klotenklapper! schreeuwde moeke Alberts.
Die arme Wagenaar had nogal wat te stellen, niet alleen met de
tegenstanders op het veld, maar ook met moeke Alberts.
Pa Alberts – die naast zijn vrouw zat met twee dikke stronken broccoli
in de oren – vertelde ons tussen de scheldpartijen van moeke Alberts door dat
Wagenaar hun inwonende schoonzoon is.
- Die kan nou een week lang de afwas doen, glimlachte pa Alberts.
- Die kan nou een week lang de afwas doen, glimlachte pa Alberts.
Maar na de 0-2 begon het spel te draaien. Allereerst was daar ineens de
goal van onze Griekse Veendammer Vakalopoulos. Een prachtige aanval en een
perfecte goal. Ineens was het 1-2. SC Veendam stond op het scoreboard. Het was
weer een wedstrijd.
Moeke Alberts danste – of hoste eigenlijk – erop los.
Zo ook wij Zwarte Mannen.
- Leuk, sprak Zwarte Man Fousert.
- Heel leuk, sprak Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Ik denk dat ik een colaatje ga halen, sprak Sam,
de zoon van Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Leuk, sprak Zwarte Man Fousert.
- Heel leuk, sprak Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Ik denk dat ik een colaatje ga halen, sprak Sam,
de zoon van Zwarte Man Klein Goldewijk.
Terwijl het joch naar de kiosk beneden ging, kregen de Veendam
voetballers op het veld van De Langeleegte vleugels. De ban was gebroken. De
vloek was verbroken. De Graafschappers wisten niet meer waar ze moesten kijken,
want onze jongens waren ineens overal. Alles wat de Veendammers deden was goud.
Elke tegenaanval wisten ze nu foutloos te pareren. De bal werd telkens weer aan
De Graafschap ontfutseld en naar voren geschoten, waar elke pass nu wel aankwam.
Er volgde tal van aanvallen van Veendam.
De mooiste was die waarbij Lars Hutten zich – weer aan de linkerkant –
wist vrij te spelen en met een fantastische krul de bal achter de Doetinchemse
doelman plaatste.
2-2.
Als één man schoot de hele tribune omhoog.
Juichen!
Feest!
- JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
schreeuwde moeke Alberts.
- JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA! JA!
schreeuwde moeke Alberts.
Niet alleen moeke Alberts, maar wij allemaal, ook wij Zwarte Mannen, we
hadden allemaal tranen van blijdschap in de ogen.
En ook daarna bleven onze jongens fantastisch spelen, vooral Wagenaar
die – zoals wij inmiddels wel begrepen – doodsbenauwd was dat als hij nu niet
zijn stinkende best zou blijven doen, hij de komende week elke dag veroordeeld
zou zijn tot de afwas.
- Blijf bij de les! schreeuwde moeke Alberts.
- Blijf bij de les! schreeuwde moeke Alberts.
Het was niet echt nodig, want ook na de 2-2 bleef het overwicht van het
spel bij SC Veendam.
- Dit is verdorie echt leuk, sprak Zwarte Man Fousert.
- Leuk? vroeg Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Echt leuk.
- Leuk.
- Dit is verdorie echt leuk, sprak Zwarte Man Fousert.
- Leuk? vroeg Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Echt leuk.
- Leuk.
Totdat scheidsrechter Van der Pavert – (niet helemaal ontoevallig in het
dagelijks leven de vader van Graafschapper Tedje van der Pavert) – een corner
toewees aan De Graafschap.
Dat was het moment dat het misging.
Voordat de corner werd genomen ging een Graafschapper ineens zomaar
zitten op het gras, wat voor de nodige verwarring bij onze jongens zorgde. Had
onze Mitch – die trouwens een voortreffelijke pot speelde – hem een tik
gegeven? Welnee. Had hij ineens last van een hartritmestoornis? Zo’n jonge
kerel? Natuurlijk niet! Was er misschien een kleine aardbeving ten gevolge van
de gasboringen in onze Veenkoloniën geweest? Nou en!
- Haal die man van het veld af! schreeuwde Zwarte Man Fousert.
- Spelbederf! waarschuwde Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Schop die kloothommel hartstikke dood! schreeuwde moeke Alberts.
- Haal die man van het veld af! schreeuwde Zwarte Man Fousert.
- Spelbederf! waarschuwde Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Schop die kloothommel hartstikke dood! schreeuwde moeke Alberts.
Na deze consternatie werd de corner nog steeds niet genomen, want
Graafschap trainer Huistra vond dit het uitgelezen moment om niet één maar
zelfs twee wissels in te brengen. Ook dat kostte de nodige tijd en voor we het
wisten waren er sinds het fluitsignaal dat er een hoekschop moest worden
genomen maar liefst vijf minuten verstreken.
Het moge duidelijk zijn: onze jongens waren door deze tactische
flauwekul ineens duchtig uit balans gebracht.
- Die smerige, smerige, smerige Huistra, brieste moeke Alberts,
de volgende keer dat hij bij mij komt logeren,
kan hij het hele weekend de afwas doen.
- Die smerige, smerige, smerige Huistra, brieste moeke Alberts,
de volgende keer dat hij bij mij komt logeren,
kan hij het hele weekend de afwas doen.
Het mocht allemaal niet helpen.
De Graafschap nam de corner en Tedje van der Pavert kopte de 2-3 binnen.
Op dat moment totaal tegen de verhouding in en totaal onverdiend.
- Niet leuk, zuchtte Zwarte Man Fousert.
- Niet leuk, zuchtte Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Echt niet leuk, zuchtte Zwarte Man Mensema.
- Niet leuk, zuchtte Zwarte Man Fousert.
- Niet leuk, zuchtte Zwarte Man Klein Goldewijk.
- Echt niet leuk, zuchtte Zwarte Man Mensema.
Terneergeslagen keken wij moeke Alberts aan, die zich zichtbaar verbeet en
trillend van woede de ijzeren reling vasthield. Maar toen vermande zij zich
weer, net zoals de jongens van SC Veendam op het veld – en vooral haar
schoonzoon Wagenaar – die er opnieuw een tandje bijzetten voor het
slotoffensief.
- Schop die klootviolen aan gort! schreeuwde moeke Alberts haar jongens toe.
- Bij de les blijven, jongens!
- Schiet toch eens op, Wagenaar!
- Moord!
- Doodslag!
- De hele week afwassen!
- Godverdikkie!
- Schop die klootviolen aan gort! schreeuwde moeke Alberts haar jongens toe.
- Bij de les blijven, jongens!
- Schiet toch eens op, Wagenaar!
- Moord!
- Doodslag!
- De hele week afwassen!
- Godverdikkie!
Helaas. Het mocht niet meer baten. Het zou 2-3 blijven.
Maar – en dat moet gezegd worden – het was een fantastisch huzarenstukje
van SC Veendam om zich op zo’n wijze terug te hebben gevochten in de wedstrijd.
- Godverdikkie nogantoe!!!
- Godverdikkie nogantoe!!!
© Bill Mensema
Labels:
Achterhoek,
De Graafschap,
Langeleegte,
SC Veendam,
Van der Pavert
Abonneren op:
Posts (Atom)