maandag 30 april 2012

Het is stil aan de overkant

Belofte maakt schuld. Zoals aangekondigd het statement van zwarte man Dijkstra. Zaterdagavond tijdens het bluestreffen in de Oosterpoort van de Oetstad wist hij nog te melden dat hij commentaar had gekregen op het geschrevene. Goed om te horen. Commentaar betekent emotie en de Langeleegte is emotie. Zwarte man Dijkstra vraagt u aandacht. Hij heeft een veenkoloniaal en politiek verleden. Geboren in Muntendam, opgegroeid in Wildervank en was tot voor kort wethouder van Economie en Cultuur van de gemeente Groningen. Een Canadees die dit weekend bij zwarte man Dijkstra te gast was typeerde hem dan ook als zijnde 'blacker than black'. Dijkstra kijkt vooruit en ziet toekomst voor de SC. Lees en trek u conclusie.


Herman Sandman schreef nog aan zijn boek ‘De Lange leegte’. Hoe het gesprek er op kwam, weet ik niet meer. Het had in ieder geval iets te maken met onze jeugd, het gevoel van verbondenheid met de Groningse Veenkoloniën en de mensen die er leven, wonen en werken. Dat je iets terug zou moeten doen voor de streek waar je een belangrijk deel van je leven hebt doorgebracht en met plezier op terug kijkt. Waarover je als stille fan van de SC Veendam de treurige berichten volgt over het gevecht dat de club wederom levert om zijn voortbestaan. We zouden iets moeten doen…. sport en cultuur aan elkaar verbinden met mensen die geworteld zijn in Groningse bodem. De SC Veendam als de ultieme cultclub: de Sankt Pauli van de Leage. Als creatieve denktank samen met de club op zoek naar een nieuwe identiteit met de ‘Lange leegte’ als podium. Tegelijkertijd maar al te bewust dat voor een structurele oplossing van de problemen van de SC Veendam meer nodig is dan voetbal en een cultimago. In de eerste plaats centen omdat het doodzonde zou zijn dat er weer een Oostgronings instituut met een rijke historie geworteld in de regio omvalt en verloren gaat voor haar trouwe fans, voor de mensen die er direct en indirect hun brood verdienen, vanwege de belangrijke sociaal maatschappelijke functie die ze vervult, voor ondernemers, boeren en buitenlui, voor de gedeelde liefde voor het spelletje.

De Oostgroninger trekt inmiddels ‘Hand in hand’ de portemonnee om geld te lappen. Het is echter stil aan de overkant. De overkant van de grote sterke kapitaalkrachtige multinationale spelers in de Groningse industrie met Groningen Seaports als positieve uitzondering. Spelers die met gemak een half miljoen kunnen ophoesten. We horen en zien ze niet. Partijen die een unieke kans laten liggen om goodwill te kweken bij de  bevolking, bij de grote schare van hardwerkende eigen medewerkers en al die Oostgroningers en anderen die de club een warm hart toedragen. De voorzichtigheid als het om sponsoring gaat valt nog enigszins te verklaren vanuit de economische onzekerheden van dit moment. De hand juist nu op de knip houden, getuigt echter   van maatschappelijke desinteresse en onwil om over de grenzen van het pure eigenbelang heen te kijken en Oost Groningen uitsluitend te zien als wingewest.

Voor het industriële grootbedrijf ligt er een mooie uitdaging een bijdrage te leveren om sport en economie met elkaar te verbinden. Die taak berust nu vooral bij de kleine en middelgrote ondernemingen die SC Veendam door dik en dun blijven ondersteunen. Bedrijven en organisaties waaronder veel middelgrote en kleine aannemers van diezelfde grote spelers in de industrie.

De Oostgroningse gebiedspartners in de industrie zouden juist nu hun goede wil moeten tonen door mee te denken over hoe de sociaal-economische functie en betekenis van de club voor industrie en economie zou kunnen worden versterkt. Maak samen van de ‘Lange Leegte’ een ‘kennishotspot’ zoals dat bij FC Groningen rondom het thema ‘Energy Valley’ gebeurt waar nieuwe ideeën op energiegebied worden ontwikkeld  (overigens waar bevindt zich die ‘Energie Vallei’ eigenlijk?).  Het onlangs gehouden seminar over regionale identiteit georganiseerd door de SC Veendam toont de ambitie van de club op dit gebied.

Bedrijven in de sectoren Chemie, Energie en Agrobusiness zouden een voortrekkersrol moeten vervullen om van de ‘Lange Leegte’ een brandpunt van ideeën en initiatieven te maken gericht op het versterken van de Oostgroningse economie. Zonder uitzondering topsectoren die bepalend zijn voor een gezonde toekomst van Oost-Groningen. Kennis delen met andere ondernemers, elkaar vooruit helpen als het bijvoorbeeld gaat om het realiseren van ‘slimme en groene groei’. De behoefte bij ondernemers aan het uit wisselen van kennis en informatie is groter dan ooit en de thema’s liggen voor het oprapen.

De boodschap is simpel: toon je als grote en sterke gebiedspartner sociaal maatschappelijk betrokken en neem je verantwoordelijkheid door mee te helpen een  club in nood te redden. Leg eerst die paar centen op het kleed. Ga met de club om tafel om de ‘agenda sport en economie’ op te stellen om van ‘Hotspot Lange Leegte’ een dynamisch en innovatief platform te maken om samen met andere partijen zoals het regionale MKB, overheden, maatschappelijke instellingen een brug te slaan tussen sport en economie  …. voor een economisch sterk en sportminded Oost Groningen met een trotse voetbalvereniging die weer jaren vooruit kan.

zondag 29 april 2012

Ome Jans Mensing

Zwarte man Dijkstra heeft de afgelopen week het Dagblad van het Noorden weten te halen met een opiniërend stuk over de SC. Voordat het artikel hier wordt geplaatst eerst een verantwoording van onze zwarte man over wat hij heeft met SC Veendam. Zwarte mannen willen niet sentimenteel zijn, maar zien in de toekomst graag meer lokale spelers zoals Ome Jans Mensing (onderste rij in het midden).


Wat heb ik met de SC?

In de eerste plaats de oude leren voetballen van Ome Jans Mensing, strokartonarbeider die voor de oorlog in het eerste van Veendam onder de lat stond. Bruine ballen die op rij als een stilleven in het zelfgebouwde schuurtje van de rijtjeswoning in Veendam Noord op een plank lagen. Onder de brede plank stond de NSU Max van Ome Jans, de motor waarmee hij dagelijks naar strokartonfabriek in Oude Pekela heen en weer tufte.

Penalty schaiten tegen de schuurdeur, ome Jans  met versleten keepers- handschoenen aan. Tot mijn grote vreugde liet hij er altijd een paar (opzettelijk) door. Op zondag met hem naar de SC op de tribune, een staanplaats in een volle ‘Lange Leegte’. Don Leo achter de krijtlijn gehuld in een lange leren jas druk gebarend, aanwijzingen gevend. Tijdens de wedstrijd gaf Ome Jans zijn spaarzame commentaar: Dei jong gait er altied bie liggen: te voak  noar televisie keken zeker en dei keeper liekt ja wel van bordkarton.

vrijdag 27 april 2012

‘Met Doutzen…’

Zwarte man Sandman staat niet in het bel-me-niet-register.

‘Herman…’

‘Ja, hoi Herman, met Doutzen… Stoor ik?’

‘Nee hoor.’

‘Oh, nou, ik bel even… je hebt waarschijnlijk gehoord dat ik kolonicio ben geworden en ik dacht, ik heb dat zomaar gedaan, dat ging via Sunnery. Hij was wat aan het kloten op Twitter en ik dacht weet je wat, ik meld me ook aan. Dat kwam zo maar bij me op, maar ik vond het wel netjes om dat even met jou te overleggen. Of je dat goed vond.’

‘Daar heb ik gee…’

‘Nu ja, ik weet hoe serieus jij en je zwarte mannen zijn met Veendam en Sunnery en ik lezen alles op jullie blog. We lachen ons een kriek. Jullie zijn echt cool en met die foto’s erbij en hoe jullie worst zitten te eten. Wij zijn helemaal gek van Bill. Mijn man begreep er eerst geen reet van en toen heb ik hem een beetje over de achtergrond verteld, van Sankt Pauli en zo en Henk Nienhuis en wij vonden dat we daarom mee moesten doen. Wij menen het serieus en ik vind het belangrijk dat jij dat weet.’

‘Maak je geen zo…’

‘Weet je trouwens of het geld al overgeboekt is? Een internationale transactie duurt meestal wat langer. Bij ons is die twintig euro er nog niet af. Ik weet ook niet of ze het in dollars doen. Misschien kun jij dat even checken?’

‘Om eerlij…’

‘Hé, ik zie net dat Kim ook kolonicio is geworden. Dat had ik haar gevraagd. Ik heb meteen een aantal meiden op de hoogte gebracht. En ik zag dat Kim Feenstra… Kim ken je toch?’

‘Die ken ik ja.’

‘Nou, die dus. Die andere Kim, je weet wel, Kardashian, heb ik ook getweet. En Heidi, Ana Beatriz, Kate, Adriana. Ik weet niet of ze allemaal kolonicio worden en ik moest het uitleggen, maar ze waren wel geïnteresseerd. Zo’n kleine club doet het altijd goed bij vrouwen. Dat vertedert. Zal wel met moedergevoelens te maken hebben. Zo’n zorgdingetje. Beyoncé had trouwens een gek idee. Of we niet een keer langs konden komen met zijn allen. Publiciteit is toch belangrijk?’

‘Hebben jullie dan tij..’

‘Wij zitten de godganse dag in die glitter and glamour. Om eerlijk te zijn: da’s ook niet alles. Ik blijf een Friezin. Af en toe snakken we naar een frietje met. Bij Klaas en Trijntje bijvoorbeeld. Als ik cola drink laat ik ook vette boeren hoor. Komen we naar Veendam met zijn allen. Op een avond of zo. Lijkt mij wel leuk.’

‘Ik weet niet of…’

‘Heb je geen comité van aanbeveling nodig? Je weet, ik doe alles voor je. Ik blijf een zwak voor je houden en ik wil eens iets echt goeds doen. Zo’n club is gewoon zo belangrijk voor de omgeving. Dit gaat over echte mensen. Ik heb ook eens iets gedaan voor Praat mar Frysk. Ik ging vroeger vaak met vrienden naar Heerenveen. Daar heb ik Veendam wel eens zien spelen, geloof ik.’

‘Dat zou goed ku…’

‘Is een gala-avond in Parkzicht een idee? Dat wou Paris wel. Die heeft het wel gehad met clubs als My House en Coco de Ville. Ze heeft ook eens gezoend met die knappe voetballer. Ik kan even niet op zijn na… …hij staat altijd zo gek met zijn bips als ie een vrije trap moet nemen.’

‘Rona…’

‘Ja. Cristiano Ronaldo. Een beetje muziek en dan lopen wij daar wat te paraderen. Komen vast wel sponsors op af.’

‘Veendam is eigenlijk een cultclu…’

‘Geef mijn telefoonnummer gewoon aan de directeur. Eising toch? Henk? Volgens mij kwam hij ook vaak bij Leco. Is hij dat?’

‘…en geen glamou…’

‘Hoe is het trouwens met jou? Alles goed met je vrouw en kinderen? We moeten echt nodig bijkletsen. Hé, ik hoor net dat Sunnery thuis komt. Ik moet hem nog instrueren over de was, dat ie niet weer de bonte bij de witte doet en ik heb zo een shoot. Doe je de zwarte mannen de groeten? Kusje. Bel je me?’

woensdag 25 april 2012

Pink Floyd

Gebrek aan decorum was de gedachte die bij de zwarte mannen opkwam toen de Veendamsche Vrouwen begonnen over een gezamenlijk persmoment waarbij een roze auto een centrale rol zou moeten vervullen. U begrijpt dat wij op dit verzoek niet in konden gaan. Speelt de club waar je het allemaal voor doet onder penibele financiële omstandigheden zijn laatste thuiswedstrijd moet je zo nodig de aandacht vestigen op jezelf. Gelukkig staat de filosofie ons bij om dit te duiden. Hedone.


Nu er inmiddels een paar dagen zijn verstreken dorsten de zwarte mannen naar buiten te treden met dat wat er die avond verteld had moeten worden. Lees het verhaal van Bill over Pink Floyd en de roze dames. In de businessruimte door wanorde onnodig ingekort. Als lezer van deze blog krijgt u het verhaal integraal en ongecensureerd. Dit verhaal verdient de aandacht. Zwarte man Bill is verbindend bezig.




Wanneer we het over de Lange Leegte hebben, dan komen er twee dingen in mij naar boven.
Ten eerste de leegte. Dat is me wat. Want het impliceert namelijk ook dat het iets is dat groots is. Als de inkt in mijn ballpoint bijvoorbeeld op is, dan denk ik daar niet aan in termen als leegte. Dat geldt ook voor het lege pak melk dat iemand anders in de huishouding teruggezet heeft in de koelkast. Ook dat is niet iets dat zich laat kenmerken als een leegte. Ja, het zegt iets over een zekere leeghoofd dat te lui is om het lege melkpak klein te vouwen en in de afvalemmer te deponeren, maar het heeft nog steeds niets te maken met leegte.
Nee, leegte is een enorme ruimte die opvalt omdat er niets is. Of beter gezegd: omdat er op het eerste gezicht niets lijkt te zijn.

Zo was ik zaterdag voor mijn werk als taxichauffeur op de rolstoelbus even in het kleine Drentse brinkdorp Zeegse, aan de westzijde van het rivierdal van de Drentsche Aa. Ik moest daar een klant ophalen, die er deelnam aan een door de vereniging van stomapatiënten georganiseerde bijeenkomst. Maar voordat het zover was had ik nog even een halfuur de tijd.
Ik zocht een plek in het bos om me te verpozen. Uiteindelijk vond ik het. Langs de weg van Zeegse naar Oude Molen is er een parkeerterrein, dat niet alleen wordt aangegeven door de bekende witte letter P in het blauwe bord, maar ook een figuur die daaronder languit in het gras ligt. Ik bedacht me geen moment en stuurde mijn bus juist dat terrein op.
Het bleek een van mijn betere beslissingen te zijn. Ik zette mijn bus stil, sprong eruit, stak een sigaret op en ik keek om me heen. In de verte zag ik er de bosrand, ik zag hoe het land langzaam afliep naar beneden, naar het oude stroomdal, ik zag hoe de aarde hier platgestreken leek, en ik zag dat er heide was, nog jong zoals je het in dit tijdstip van het jaar mag verwachten.
Ik zag dit allemaal omdat er naast de parkeerplaats – naast deze volgens de Drentse VVV uitgelezen plek om even met het gezin te gaan picknicken – alleen maar een grote ruimte was. Er was hier een plek om dichtbij te kijken – bijvoorbeeld naar de wonderlijke bruine heiplantjes onder mijn voeten die elk moment in de bloei zullen gaan schieten – maar evengoed om van het vergezicht te genieten.
Er was hier sprake van een schitterende leegte.

In de Veenkoloniën en in Veendam in het bijzonder spreken we van de Lange Leegte. Er is hier dus ook al zo’n bijzondere, grootse leegte voorhanden. En in de volksmond wordt die dan ook nog eens als lang ervaren. Dat heeft natuurlijk met de lange rechte wegen te maken die door dit gebied lopen, hoe alles hier langs rechte lijnen tot ver voorbij de horizon lijkt te verdwijnen.
De leegte is wat er is, of wat er juist niet is. Het was er al, of het is zo gegroeid. Maar het gevoel dat het ook nog eens een lange leegte is, is iets dat wij mensen om handen hebben, met de lange wegen en lange kanalen die onze voorouders hier met bloed, zweet en tranen hebben aangelegd.
Oorspronkelijk hadden de kaarsrechte land- en waterwegen natuurlijk een economisch – want efficiënt – motief, maar intussen zijn ze vergroeid met de Veenkoloniën. Hier voelen ze net zo juist, hier zijn ze net zo op hun plaats als de zon die telkens weer opkomt boven Mussel en aan het einde van de dag weer ondergaat achter Kiel-Windeweer.

Het is hier terecht de lange leegte.

In muziek kennen we het ook: de lange leegte. Maar het zijn alleen de echt groten onder ons die zich hieraan wagen. In de klassieke muziek hebben we de Franse componist Erik Satie uit het begin van de vorige eeuw, die ons de schoonheid van de leegte laat horen door zo min mogelijk toetsen op de piano te beroeren. In Nederland worden zijn partituren al jarenlang uitgevoerd door Reinbert de Leeuw.
De muziek die we dan horen is plinkie – en dan weer plonkie – en dan weer plinkie. Het is muziek die zo sloom is dat het niet eens kabbelt. Dat zou veel en veel te snel gaan. Nochtans stroomt het wel. De muziek van Erik Satie gaat gewoon door.

Het gaat van plinkie.

Het gaat van plonkie.

En dan gaat het weer van plinkie.

Het is werkelijk wondermooi en het raakt je in de ziel. Maar sukkel je er eens bij in slaap, dan mag je jezelf dat niet verwijten. Dat overkomt namelijk iedereen die weleens naar Satie luistert.

In de popmuziek is het vooral Pink Floyd die ons muziek laat horen waarin de leegte wordt verbeeld. Deze muziek wordt door fans overal ter wereld spacerock genoemd. Rock voor de leegte.
De bassist van de band legde het eens als volgt uit:

-       Je kunt alle vierkwartsmaten vol spelen, zoals bijvoorbeeld al die punk bands dat
     doen. Wij hebben er evenwel voor gekozen dat niet te doen. Voor ons is één
     vierkwartsmaat meer dan genoeg.

Zie de spacerock van Pink Floyd als een akkerland hier in de lange leegte. Als je over een van de wegen in deze streek naast zo’n veld rijdt, dan zie je de hele tijd maar die omgeploegde akker naast je voorbij glijden. Je rijdt er maar langs en steeds is daar weer die akker. Ooit zullen er aardappels en bieten en granen groeien, maar nu is het alleen nog maar een onlangs omgeploegd land. Het heeft al dagen niet gerekend en de grond ziet er eerder stoffig grijs dan bruin uit, tot zover het oog reikt, tot aan de einder en daarachter.
En dan is er ineens een sloot. Een lange rechte sloot die de akker afkadert. Je rijdt er langs en daar is die sloot. Natuurlijk rij je verder, maar onwillekeurig merk je het toch op.

-       Als ik me niet vergis, zo denk je onbewust, heb ik hier net een sloot gezien.

Na die sloot volgt opnieuw zo’n eindeloze akker van wederom omgeploegd stoffig land. En weer rij je er langs. Maar het is pas bij de volgende sloot dat je wenkbrauw – je bent het je hoogstwaarschijnlijk niet eens bewust – opnieuw een hele kleine, amper zichtbare frons trekt.

Zo zit de muziek van Pink Floyd – de spacerock, de rock voor de leegte – ook in elkaar. De volledige maat behelst het volledige, stoffige land. Pink Floyd doet daar zoals gezegd niet zo heel veel mee. Al hun energie gaat zitten in die ene vierkwartsmaat, in die sloot. In hun geval blijkt dat ook meer dan genoeg te zijn.
Net als het land kun je het geheel immers aan de hand van de akkers definiëren, maar het kan ook door alleen maar de nadruk te leggen op de sloten. Ook dat kan voldoende zijn. Wij zijn namelijk mensen, met onze eigen herinneringen aan wat we ooit zagen, met al die gevoelens en emoties die in ons huizen, met onze eigen fantasie. Geef ons alleen maar de sloten en onwillekeurig vullen wij de rest zelf wel in. In onze gedachten kunnen we het land van de lange leegte alleen al aan de hand van de sloten prima uittekenen.
En in onze harten horen wij de volledige muziek van Pink Floyd, ook die stukken die ze nooit echt gespeeld hebben.

Boosaardige tongen beweren dat de mannen van Pink Floyd gewoon te lui zijn – of te stoned – om alle vierkwartsmaten vol te spelen. Dat zou best weleens het geval kunnen zijn, maar feit is dat er ook zo wonderbaarlijke muziek gemaakt kan worden. Goed, ze spelen per maat hooguit een vierkwartsmaat vol, maar het resultaat is overdonderend. Net als de muziek van Satie levert ook dit prachtige muziek op.

Stel dat we dit idee van liever leeg dan voluit spelen nou zouden meenemen naar het voetbalveld, hier vanavond aan De Lange Leegte. Wat zouden we dan anders kunnen doen? Of wij… De spelers van SC Veendam natuurlijk. Laat ik eens een voorbeeld geven.

Gewoonlijk houden wij er als publiek van als onze spelers zich een slag in de rondte buffelen.

-       Goed, zeggen we nadien, weliswaar is het opnieuw een gelijkspel geworden maar
     onze jongens hebben tenminste een geweldige inzet getoond.
-       Ze hebben gevochten voor wat ze waard waren.
-       Wat een kerels!
-       Wat een buffelaars!

Ik durf daarentegen hier en nu te zeggen: wat een domoren! Waarom zou je zo buffelen als je ook effectief kunt spelen? Wat heb je eraan jezelf een breuk te rennen als het ook anders kan? Waarom zou je niet louter op dat ene moment vlammen en al die andere momenten gewoon een beetje uit je neus vreten?
Waarom, zo vraag ik hier en nu, zou je niet de Pink Floyd van het voetbalveld kunnen zijn?

Neem bijvoorbeeld de lange bal van achteren. De keeper legt de bal neer, neemt een aanloop en knalt de voetbal tot ver voorbij de middenstip. De spits ziet het en rent als een dolle naar de positie waar hij denkt dat de bal op het veld zal neerkomen.

-       Ja, ja, ja, denkt de spits, die bal is voor mij. Ik pak ‘m. Ik ga ‘m pakken. Nog even
     en ik heb ‘m!

De spits wordt evenwel gedekt door een verdediger van de andere ploeg en ook die rent met de spits mee.

-       Ho, ho, ho, denkt de verdediger, het zal me toch niet gebeuren dat die dekselse 
     spits de bal pakt. Nee, nee, nee, die bal is voor mij.

Het verschil tussen de twee kemphanen is dat de spits naar voren rent en de hele tijd naar achteren kijkt, naar de in aantocht zijnde bal, terwijl de verdediger naar achteren beweegt en de hele tijd naar voren kijkt.

-       Die bal is voor mij, kreunt de kleine spits.
-       Dat mocht je willen, lacht de lange verdediger, die bal is natuurlijk voor mij. 
     Alles is voor Bassie!

In 99 van de honderd gevallen heeft de verdediger – die toevalligerwijs Bas heet – groot gelijk. Nog voordat de spits er met zijn korte lijf aan te pas kan komen, kopt de verdediger de bal alweer naar een van zijn ploeggenoten en gaat de strijd weer verder op het middenveld.
Rennen op de lange keeperbal is gewoon een zinloze exercitie, die op het veld helaas niet uit te bannen lijkt.

Maar wat nou als onze jongens zich in het vervolg als de Pink Floyd van het voetbalveld gedragen? Wat nou als ze niet alle vierkwartsmaten vol spelen, maar alleen maar die ene, als ze alleen op dat moment effectief zijn?

In dat geval zou het als volgt kunnen gaan.

De lange bal wordt ook nu naar voren getrapt door de keeper. En ook nu zet de korte spits het even op een drafje. Maar tegelijkertijd herhaalt hij voor zichzelf het volgende mantra, dat hij van de trainer heeft meegekregen:

-       Ik ben Pink Floyd, ik ben Pink Floyd! Niet alles volspelen, alleen maar die ene,
     werkelijk benodigde vierkwartsmaat.

De spits is zich dit dus goed bewust. Deze keer rent hij dan ook alleen maar met het doel om de verdediger van de tegenpartij op het verkeerde been te zetten. De verdediger rent intussen zoals te verwachten met de spits mee. Stiekem lacht de verdediger al in zijn vuistje, want ook deze keer zal hij de bal aan de kleine spits weten te ontfutselen.

-       Wat een prutser, denkt de verdediger, wat een prutser is die spits.

Maar dan, ja, dan houdt de spits zich zomaar in. Ineens houdt hij op met rennen. Hij zet geen voet meer voor de andere. Hij gaat ijskoud stokstijf stil staan.

-       Ja, hallo zeg, reageert de verdediger verbluft, wat gaan we nou krijgen?

Hij beweegt nog wel naar achteren, maar hij is ineens zo onzeker en tegelijkertijd zo verbaasd dat hij vergeet de bal terug te koppen. Hetgeen ook geldt voor zijn doelman, die van de weeromstuit de stuiterende bal door zijn vingers in zijn doel laat glippen.

OK, dat is natuurlijk het mooiste scenario, maar het is waarschijnlijker dat de toch enigszins perplexe tegenstanders de bal alsnog terug in het spel weten te brengen.
Maar ook nu geldt: laat de tegenpartij maar rennen! Laat die komedianten maar opkomen! Laat zij maar de hele maat volspelen. Wij concentreren ons nu alleen nog op die ene vierkwartsmaat. Wij zijn niet voor niets mannen van de Lange Leegte.

-       Wij zijn Pink!
-       Wij zijn Pink!
-       Wij zijn Pink Floyd!

Pas als de tegenstanders weer bij ons in de buurt zijn, pas als ze allemaal op onze helft zijn, pas dan pakken we hun de bal af en dan knallen we hem met een snoeiharde pass naar voren.
En dan hopen we natuurlijk wel dat onze spits niet denkt dat dit nog steeds het moment is dat hij als Pink Floyd een beetje uit zijn neus kan vreten. Want dat is nu niet het geval. Dit is namelijk zijn moment. Dit is de vierkwartsmaat waarin hij moet vlammen, niet als een stoonde spacerocker maar eerder als een punkrocker.
Nu moet hij juist aanzetten! Nu moet hij tempo maken! Nu moet hij als een dolle gaan buffelen! Dit is zeker niet het moment om onderweg opnieuw zijn mantra te gaan herhalen dat hij Pink Floyd is. Nu moet hij dat mantra uitschakelen. Het moet nu echt even aan de kant. En als hij dan toch nog iets tegen zichzelf wil zeggen om zich op te peppen, nou, laat hem dan maar zeggen dat hij nu even een rauzende, beukende punkrocker is.
Want nu heeft hij juist al zijn energie nodig. Hij moet nu niet alleen de lange verdediger van de tegenpartij omzeilen, maar ook alle andere tegenstanders op zijn weg naar het doel aan de overkant en de ultieme glorie. Met een schijnbeweging hier en een schijnbeweging daar moet hij iedereen die hem nu nog in de weg staat verschalken.
En dan, wanneer hij uiteindelijk vlak voor het doel van de tegenpartij is aangekomen, moet hij verschrikkelijk uithalen.
Want de bal moet in een kaarsrechte streep – zo recht als de wegen en de kanalen hier in de Veenkoloniën – langs de keeper heen, in het net van het doel van de tegenpartij.

Waarop de Lange Leegte eindelijk weer eens echt vol zal gaan lopen!

Want in deze leegte zijn wij vanavond Pink.

Pink Floyd!



© Bill Mensema

In de naam van


Afgelopen vrijdag zat de vader van Ronald Koeman op de tribune aan de Langeleegte. Wat gaat er door zo'n man heen dacht zwarte man Van der Veen toen hij dit beeld wilde vastleggen. Vader Koeman had niets door en keek geconcentreerd naar het spel van de Veenkolonialen. Hij maakte een betrokken indruk. Koeman senior heeft door toedoen van zoon Ronald waarschijnlijk alle grote stadions van de wereld van binnen gezien. Nu zit hij op een willekeurige vrijdagavond in Veendam op de tribune. Zou hij de SC ook beschouwen als een kind? Een zorgenkind?

Als het onmogelijke kan, oftewel dat Chelsea vanavond ten koste van Barcelona de finale van de cup met de grote oren kan bereiken, dan moet SC Veendam zeker kunnen blijven bestaan. De zwarte mannen moeten actief op zoek naar een Noord Nederlandse Abramovitch. 

In de naam van de Vader, de Zoon en de Langeleegte.

maandag 23 april 2012

Helmond Sport

Afgelopen vrijdag duiden valt niet mee. Misschien kunnen de beelden van zwarte man Van der Veen hierbij helpen. Zwarte man Bill was na afloop van de wedstrijd zeer uitgesproken; 'Bij de SC ging het vrijdagavond in de tweede helft vooral zo goed, vanwege het sterke spel van Mitch & Jonathan.' Laten we dit in ieder geval vasthouden. Kop d'r veur SC Veendam.








zondag 22 april 2012

De mooiste plek in de Veenkoloniën

Zwarte man Bob is van vele markten thuis, echter als routeplanner volstrekt ongeschikt. In zijn bijdrage afgelopen vrijdag tijdens het samenzijn georganiseerd door en voor de Veendamsche Vrouwen excelleerde hij in de poëzie. In de businessruimte van de Langeleegte voorafgaand aan de wedstrijd kwam hij tot ontsteltenis van vrouwen uit op een andere plaats.

Te midden van het grote niets
In het centrum van de venen
Daar is warempel toch nog iets
Het doet mij bijkans wenen

Hoe lieflijk en verscholen
Ligt daar de geboortegrond
Van allen zij die zijn geboren
Te Gasselternijveenschemond

Ik was een dwaler, was een zwerver
en trok de wereld rond
Maar altijd keerde ik weerom
Naar Gasselternijveenschemond

De twijfel hield mij in haar greep
Tot ik uiteindelijk vond
Waar ik al die tijd naar zocht
In Gasselternijveenschemond

Een levensgenieter dat ben ik
Zag menig fraaie dameskont
Maar niets bekoorde mij meer sinds
Die ene in Gasselternijveenschemond

Ik ben een man van vlees en bloed
Ik hou van bruin en blond
Maar nergens vond ik meer bevrediging
Dan in die Gasselternijveenschemond

Ik ben een man van liefde,
ik ben een man van staal
Maar nergens heb ik zo teer bemind
Als in Musselkanaal
Als in Ter Apelkanaal
Als in Annerveenschekanaal
Als in Eexterveenschekanaal
Maar bovenal in
Gasselternijveenschemond

zaterdag 21 april 2012

De laatste avond

Zwarte man Sandman moest met pijn in zijn hart gisteravond verstek laten gaan. Over het hoe en waarom wil hij zich graag verantwoorden. Hier volgt zijn verslag. Later meer over het thuistreffen tegen Helmond Sport en de literaire parade der zwarte mannen die voorafging aan de wedstrijd op de Langeleegte.


Naomi Campbell in het Groninger Museum heb ik gemist, evenals Wilco in De Oosterpoort, om maar te zwijgen van Jannes bij de MediaMarkt. De grote Daar-Moet-Je-Bij-Zijn-momenten in Stad en ommeland (eigenlijk vooral Stad, want in de ommelanden gebeurt natuurlijk geen reet) gaan goeddeels aan mij voorbij. Zo ook de mogelijk laatste thuiswedstrijd ooit van SC Veendam. De laatste negentig minuten aan De Langeleegte in competitieverband. Het historisch moment waarop het na het duel tegen Helmond Sport even stil werd, het gebeurde zonder mij.
De reden?
Ziek.
Een hardnekkige griep die oren, voorhoofdholtes en neus een weeklang vulde met stopverf, waardoor elke waarneming een hels karwei werd, om maar te zwijgen over het haperende lichaam dat oud en moe aanvoelde. Zwarte man André vond het geen excuus: ‘Je moet er juist stervend heen, dat past dan heel mooi.’
Misschien had dat gemoeten. Ik kon het echter niet opbrengen. Alleen al uit praktische overweging. De receptioniste van het zwembad in Hoogezand wilde donderdag bijna met mij op de vuist omdat ik maar niet begreep wat ze bedoelde. Met de oren potdicht is een gesprek onmogelijk als je omgeven bent door gillende peuters en kleuters, ouders die diezelfde peuters en kleuters kwijt zijn, alsmede zwembadpas en portemonnee en even later de (‘pfoeh, gelukkig’) teruggevonden peuters en kleuters trakteren op een fikse abbedoedas, vol op de kneiter. Ik zag mezelf al staan bij het koud buffet in de businesslounge.
‘Kom je ook uit Veendam?’
‘Nee zeg, geen beschuit met beenham.’
Daar zit niemand op te wachten, zo reëel moet je zijn. Dus restte mij een avond thuis. Zoals zo vaak de voorbije weken. Het werk stond op een laag pitje en ik vulde de uren met lezen, uit het raam staren en klodders snot uit mijn neus en baard halen. Nou ja, baard, mijn vader vindt dat wat op mijn wangen groeit net de Pekelder markt: hier en daar een kraampje.
Ik was vrijdag voor het eerst weer naar de Lübeckweg (daar werk ik) geweest. Ondanks de royale pauze die ik mezelf had toebedeeld en tijdens welke ik boodschappen deed (zie lees-, luister- en kijktips onderaan), was ik van die paar uur werken bekaf. Achteraf had ik nog langer moeten blijven. Toen ik thuiskwam stond mijn vrouw voor het raam te bellen en zaten de kinderen achter computer en nintendo. Niemand keek op of om. Ook thuis gaan de Daar-Moet-Je-Bij-Zijn-momenten langs mij heen.
Toen de kinderen op bed lagen plofte ik in een gemakkelijke stoel. Een kopstoot en de krant op het bijzettafeltje, de iPhone binnen handbereik. Op het moment dat SC Veendam – Helmond Sport van start ging begon ik in een verhaal over Kurt Vonnegut. Ik troostte me met de gedachte dat de auteur van Slaughterhouse Five zeer ellendige laatste jaren heeft gehad. Hij had zo’n bitch van een wijf dat hij (hij was al 62) nog een zelfmoordpoging deed. Die dame, de fotografe Jill Krementz, was volgens zoon Mark Vonnegut, ik citeer: ‘direct aangesloten op de ingewanden van de hel’.
U hoort mij nooit meer over mijn vrouw klagen.
Het artikel was geschreven door Auke Hulst. Auke komt uit Denemarken, het buurtschap nabij Slochteren, daar waar ik nu woon. Van zijn hand verschijnt dit najaar het autobiografische Kinderen van het ruige land. Denemarken betekent ruig land. Ik ben erg benieuwd naar dat boek, want het verhaal van Auke en zijn broers is vrij bijzonder.
Af en toe keek ik op nu.nl naar de tussenstand. Zoals zo vaak de laatste tijd stonden de geel/zwarten snel op achterstand. 24ste minuut 0-1. Ik vloekte. Ik keek naar de televisie. Dalziel en Pascoe. Er was iemand vermoord, maar, afgeblust op de bank hangend, begreep ik er geen reet van. De rest van de boekenbijlage van de NRC boeide nauwelijks. Behalve de recensie van Open stad van de Nigeriaans-Amerikaanse schrijver Teju Cole. De man schijnt furore op Twitter te maken met ‘gruwelijk kleine verhalen over moord en doodslag’. U begrijpt: ik ben hem direct gaan volgen.
Ik liep naar de schuur en haalde meer bier en jenever. Ik worstelde me door een stuk over een hedendaagse remake van Politeia van Plato. Interessant, maar ik weet nu al dat ik dat boek nooit zal lezen. Onderwijl ik de iPhone checkte, kabbelde de avond voort, met wat lezen, wat tv kijken en van beide begreep ik steeds minder. Net voor ik in slaap viel ging ik in gedachten terug naar de dagen dat ik kind was, in bed lag met griep en verlangend naar buiten keek, waar mijn vriendjes cowboytje speelden.

Leestip: Charles J. Shields – And So It Goes. Kurt Vonnegut, A Life. Henry Holt, 514 blz. Gregory D. Sumner – Unstuck In Time. A Journey Through Kurt Vonnegut’s Life And Novels. Seven Stories Press, 356 blz. Kurt Vonnegut – Novels and Stories 1963-1973. Onder redactie van Sidney Offit. Library of America, 848 blz.

Kijktip: Godfrey Reggio and Philip Glass – Koyaanisqatsi en Powaqqatsi.

Luistertip: Jack White – Blunderbuss.

donderdag 19 april 2012

In naam der Koningin

Over sponsoring gesproken. Zwarte man Hadders zet de zaken op een rij.


Ik weet het wel: Het heet betaald voetbal.

En als er gevoetbald is dat er dan betaald moet worden.

Het moderne voetbal draait om geld en aangezien we geen honderd euro voor ons kaartje willen betalen zijn we op goedwillende sponsoren aangewezen.

Nou viel me bij de FC al op dat een van de grootste sponsors dhr. Bos is. Ik ken de brave man nog van toen hij een plakbandkantoortje runde vanuit zijn ouderlijk huis ergens aan de Radesingel in Groningen, maar tegenwoordig huist hij in éen van de hoogste kantoren van de stad. Bos Incasso is niet te missen.

Mijn levenswandel noopte mij ertoe enigzins creatief te boekhouden en raakte ik het overzicht weleens kwijt waardoor niet iedereen op tijd zijn geld ontving.

Bij tijd en wijle werd dit door Bos en kornuiten hardhandig gecorrigeerd.

Ergens zou je dus kunnen stellen dat een gedeelte van de huidige selectie door mij persoonlijk is betaald.

Voor mij echt een reden om de Groene Hel niet te bezoeken.

Wat schetst mijn verbazing toen ik voor het eerst plaatsnam op de tribune aan de Langeleegte?
Niet alleen Bos is prominent aanwezig op de reclameborden rond het veld maar ook zijn geduchte concurrent ACG.

Zegt het iets over een streek als de meest florerende bedrijfstak het incassogebeuren is?

De club kun je niks kwalijk nemen. Zolang het niet het klussenbedrijfje van Dutroux of de aannemerij van Osama Bin Laden is lijkt me dat alle geld welkom is.

Toch is het gek dat deze bedrijven geld steken in de voetballerij.

Philips? Verkoopt tv's waar voetbal op te zien is.
Sony? Idem dito. Amstel en Jupiler? Hoef ik niet eens uit te leggen.

Maar deurwaarders? Op de tribune bij Veendam zitten misschien 200 ondernemers waarvan de helft er waarschijnlijk ook niet best aan toe is. De rest van de tribune wordt gevuld door een paar duizend mensen zoals ik: armoedzaaiers die nooit van hun leven een deurwaarder in zullen huren.

Geld? Ik zal er nooit iets van begrijpen..

dinsdag 17 april 2012

Ondertussen bij de buren


Zaterdag was zwarte man Van der Veen met de kinderen op bezoek bij hockeyclub Daring uit Veendam. Bovenstaand beeld trof hem. Deze club zat een jaar geleden met de handen in het haar. Een brand had het clubhuis grotendeels in de as gelegd. Gelukkig was er de Koninklijke die er voor gezorgd heeft dat het balspel doorgang kon vinden. Over sponsoring gesproken. Het kan dus wel. Stork en NAM hebben die ook niet iets met de Veenkoloniën? Het logo van de Bataafse kleurt ook mooi op het gele shirt van de buren aan de Langeleegte.

maandag 16 april 2012

Zwarte man redt deerne uit het veen


door Black Bob

Onder de rook van mijn geboortedorp Lichtenvoorde in de Achterhoek ligt een uniek stuk veengebied dat ´t Vroagendervaene wordt genoemd. Het bevindt zich ten oosten van het rustieke buurtschap Vragender en daarmee dus ten westen van het verfoeide Winterswijk. Verfoeid, ja, want het is in Winterswijk vergeven van de grefo’s - door ons roomse Lichtenvoordenaren smalend die fien’n genoemd - die zelfs in de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog schaamteloos in de kont van de toen nog impliciet foute Duitsers bleven kruipen. Ze doen dat nu nog steeds, zodat je als rechtgeaarde Nederlander door Winterswijkse middenstand steevast met een commercieel “Guten Tag, kann Ich Ihnen helfen?” wordt begroet, terwijl je in Lichtenvoorde een simpel "Moi" ten deel zou vallen.

Het Vragenderveen, dat onderdeel uitmaakt van het Korenburgerveen, is weliswaar hoogveen - en daarbij ook nog eens levend - maar toch: het is vooral veen.

In mijn prille puberteitsjaren waren we er eens met de klas. De meester wees ons de plekken aan waar het veen begon in te klinken, waar het water nog vrij spel had en vooral waar de vleesetende planten - ofwel de zonnedauw - in het veen te vinden waren. Hoe spannend was dat wel niet!
Terwijl de klas verderging, bleef ik er even hangen. Voorzichtig zwaaide ik met mijn vinger boven een zonnedauw. Zou die toehappen of niet? En zou ik snel genoeg mijn vinger kunnen terugtrekken? Ik was razend benieuwd.
Maar ineens klonk er een ijselijke gil. Ik draaide me om en zag hoe Anneloes verderop langzaam maar zeker wegzakte in het zompige moeras. Ze was in dodelijke paniek, want juist daar was het ook nog eens vergeven van de zonnedauw.
De meester en de rest van de klas waren inmiddels te ver weg. Wat nu? Ik bedacht me geen moment en rende op Anneloes toe. Ik moest daarbij natuurlijk voorzichtig handelen, maar toen ik eenmaal zeker wist dat er stevige bodem onder mijn laarzen was, reikte ik haar mijn hand. Ze greep de mijne, waarop ik begon te trekken. En trekken.
Het was een hels karwei want ze was maar liefst tweemaal zo zwaar als ikzelf, terwijl het moeras haar ook nog eens naar beneden zoog en de zonnedauw zich steeds dreigender naar haar toe boog. Eigenlijk was het godsonmogelijk, maar met alle kracht die ik in me had trok ik nogmaals. Nu met beide handen.
En zowaar! Het lukte. Beetje bij beetje kwam ze weer omhoog, totdat ze zich uiteindelijk weer veilig wist en zich opgelucht liet vallen.
Je zou denken dat ik daarmee het pad geëffend zou hebben voor mijn eerste seksuele ervaring maar ik oogstte niets ander dan chagrijn omdat een van haar met een bloemetjesmotief gesierde rubberen laarsjes in de zomp achter gebleven was.
Ik hoef denk ik niet te vertellen waar Anneloes vandaan kwam.

Het was die dag overigens snikheet en toen we uiteindelijk werden vrijgelaten heb ik in het toenmalige café Beneman het lekkerste biertje van mijn leven gedronken. Ik proef het nu nog bijna, godsamme.

zaterdag 14 april 2012

Telstar 1 - 1

Zwarte man Douwe's allereerste bezoek aan een betaald voetbalclub was bij Telstar. Toen hij veertig jaar geleden met zijn vader het stadion in IJmuiden bezocht was hij diep onder de indruk van de kledij van de spelers van Telstar, die net als de Koninklijke uit Spanje aantraden in maagdelijk wit. Dit beeld werd gisteravond wreed verstoord: tegen de Veenkolonialen speelde Telstar in donkere kledij. Gelukkig werd de geest van Douwe gevoed met de nodige nieuwe onbetaalbare beelden. Bij het verlaten van de Langeleegte merkte hij dan ook terecht op dat deze traditie nimmer mag verdwijnen. Wat die zo noodzakelijke beelden betreft: Zwarte man Van der Veen maakte het volgende verslag. Laat deze zwart-witte pracht ook uw geest verrijken.











donderdag 12 april 2012

Barmhartig

Zwarte man Fousert had afgelopen vrijdag niet enkel oog voor de wedstrijd tegen de Friezen. Lees zijn liefdevolle observatie. Dit kenmerkt de zwarte mannen. Gevoel voor menselijke verhoudingen. Omdenken om elkaar.

Wat de Zwarte Mannen verbindt is, dat zij de schoonheid van leegte en de romantiek van het verval herkennen en waarderen. Daarenboven zijn Zwarte Mannen barmhartig. Die karakterkenmerken stellen Zwarte Mannen ten dienste van het algemeen nut en SC Veendam in het bijzonder. Zwarte Mannen doen dat belangeloos en onbezoldigd. Nu al die inzet vruchten begint af te werpen kan SC Veendam ook wel iets terugdoen voor het algemeen nut. En dan niet een inzamelingsactie voor het goede doel of spelen met shirts met een vriendelijke boodschap van, bijvoorbeeld, Unicef. Nee, dat kunnen anderen ook wel. Wat dan wel? Afgelopen vrijdag drong zich de volgende gedachte op.

Op het veld voltrok zich die andere noordelijke derby. Daar zat hij, verscholen onder een zwart petje, zwarte leren jas. De oud trainer van SC Veendam. Na een tumultueus vertrek bij die club uit Deventer laafde hij zich aan voetbal zoals het bedoeld is. Hard werken als noodzaak. Wilskracht onderstreept door striemende regen die in een hoek van vijfenveertig graden langs de lichtmasten waait. Het veld als een pointillistisch schilderij. Hete thee in de rust die je wangen roder en je neus kouder laat lijken. De wetenschap dat je nu dan eindelijk gaat winnen en dat besef dan in de meer dan laatste minuut weer kwijtraken. De redenen waarom ieder jongentje is gaan voetballen dus. Ook Joopje, geboren op eerste kerstdag 1963 in Hoogezand Sappemeer.

Op goede vrijdag 2012 stond Joop een beetje stil bij de tocht naar 'zijn' Golgotha aan de Vetkampstraat in Deventer. Omzien in het vooruitzicht zich de volgende dag weer op te moeten richten. Dat is hem gelukt. Vast mede geïnspireerd door het warme welkom dat de Langeleegte hem gegeven heeft.

Laat SC Veendam aankomend seizoen aan alle trainers die de laan uit gestuurd worden of, zoals Joop - die zich in lijn met zijn Veenkoloniale herkomst niet weg laat sturen - zelf bij hun club vertrekken, een vrijdagavondarrangement aanbieden. Een avondje Langeleegte. De ontvangst zal de verstotene verwarmen. Hij zal de sfeer herkennen als ook zijn reden waarom hij ooit van het spelletje is gaan houden. Zijn rug kunnen rechten. Terug naar hoe het was, naar hoe het moet zijn.

De Zwarte Mannen willen de verschoppeling graag verwelkomen, met witte zakdoekjes. Daar zwaaien we dan niet mee, die bieden we aan. Voor de tranen, of de vettige vingers van de gehaktbal in de rust natuurlijk. Dat is barmhartig.

woensdag 11 april 2012

Ukelele

De ukelele is hip. Eddie Vedder is van de ukelele kerk, maar ook bij de Lidl was het instrument jongstleden in de aanbieding. Zwarte man Hadders is op het gebied van de ukelele ook met goeie dingen bezig.



Serieuze muziek voor serieuze mensen.

Zouden er ook zwarte ukelele's bestaan?

dinsdag 10 april 2012

Het geel-zwarte worstplankje

De zwarte mannen hadden afgelopen vrijdag het genoegen op de tribune te genieten van eerlijke Groninger worst. Deze geste werd mogelijk gemaakt door zwarte man Rob. Hij kent de historie van de club en weet dat Kroon worst indertijd zowel sponsor van Veendam alsmede Cambuur is geweest. Kent u misschien nog de VPRO documentaire uit de jaren negentig waarin Henk Nienhuis uitlegt dat de financiële situatie bij voetbalclub Veendam slecht is omdat de kopie kosten nogal hoog uitvallen? Historisch besef daar houden de zwarte mannen van. Onder de foto's leest u een pleidooi in welke culinaire richting het inzake de worst moet gaan. Eet ze lekker!




Saffraanleverworst is typisch zo’n product dat ook in de Veenkoloniën prima voet aan (lees in) de culinaire grond moet kunnen krijgen. Deze smeerbare, gele worst weet onderhand eters op alle werelddelen al met zijn onnavolgbare smaak te overtuigen. Een uitgewogen vleescombinatie van mager varkensvlees, kalfskopvlees, kinnebakspek, nekvlees, zwoerd, varkenslever en doorregen varkensvlees, met als enige toevoeging voor de smaakrichting witte peper en majoraan en tenslotte afgemaakt met saffraan. Het zou een welkome aanvulling zijn op het Veenkoloniale ‘worstplankje’, dat al sinds mensenheugenis wordt gedomineerd door Groninger (Kroon)leverworst, harde worsten met of zonder kruidnagel en Saksische worst. Niet dat we daar op uitgekeken zijn, verre van dat, maar wat extra kleur doet soms wonderen.

Een andere worst die ook een prima toevoeging op het Oost-Groninger vleesdieet en het ‘worstplankje’ zou zijn, is Franse zwarte bloedworst (Boudin Noir). Een bloedworstvariatie, waarvoor door ambachtelijke slagers een keiharde concurrentiestrijd wordt geleverd, wie de zwartste variant uit de vleesmachine weet te persen. De edele ingrediënten varkensbloed, zwoerd en rugspek zetten hier de toon. Het mengsel wordt, nadat het wat is ingekookt en gekruid met zwarte peper, piment, kruidnagel, majoraan, kaneel, uien en zout, geperst in natuurdarm en vervolgens gepasteuriseerd. Zoals elke slager weet, bloed moet met respect behandeld worden.

Vooruitstrevende eters kunnen prima eens proberen hun gasten bij de borrel een combinatie van slechts beide bovenstaande worstsoorten te serveren, gewoon eens ter afwisseling van het Oost-Groninger worstpalet.
Iedereen zal verrast zijn hoe sterk de smaken elkaar aanvullen en het prachtige geel-zwarte kleurenschouwspel doet de rest, als beide vleeswaren de kring rondgaan. Eigenlijk hoef je maar met een zaak rekening te houden, bezuinig nooit op de hoeveelheid worst! Want ook hier geldt nog altijd de oude tribuneregel: ‘de buik vol met worst, houd buiten de deur, die vorst’.

maandag 9 april 2012

'Kont van de wereld'


Zwarte man Bill sprak afgelopen vrijdag in de Langeleegte in deze woorden over Australië. De volgende dag werd het museumplein van Veendam gevuld met fietsen en trainende dames. Voor een deel afkomstig uit de 'kont van de wereld'. Dit was niet afgesproken. De foto's liegen niet. De bewoners van de 'Winkler Prins Flat' kunnen het bevestigen. Zij zagen met eigen ogen dat Australiërs inderdaad mensen met gemeenschapszin zijn.


'God moves in a mysterious way'

Slochterdiep, eerste Paasdag 2012

In zwarte man Rob komen poëtische krachten naar boven.


Langs de glinsterende streep
Zwarte akkers,
Strak geploegd.
De voorjaarszon
Door de autoruit
Maakt het binnen
Behaaglijk warm.
Uit de speakers
Langs de Lijn,
Vertrouwde sport.
Handbal,
Hockey,
De Hel van het Noorden.
Heel ver weg.

SC Veendam zoekt een romanticus mét geld

Hieronder het meer persoonlijke opiniestuk van zwarte man Sandman dat afgelopen donderdag in het Dagblad van het Noorden stond.

Mijn vader is voor FC Groningen. Als ik zeg dat ik voor SC Veendam ben maakt hij een wegwerpgebaar. Met beide handen. Mijn vader begrijpt mij niet. Ik begrijp mij wel. Het is de club van de Veenkoloniën. Daar kom ik vandaan. Ik ben opgegroeid in Stadskanaal en fietste als kind langs rechte kanalen. Later wilde ik een wereldburger zijn en dacht dat ik me in Singapore of Bangkok ook thuis zou voelen. Dat is, vrees ik, niet zo.

Ik snap mijn vader wel. De uitstraling van Veendam is zelfs in de Veenkoloniën matig. Toch ben ik supporter. Dat heeft te maken met het besef dat je nooit en te nimmer je afkomst moet verloochenen. Dat leerde ik van mannen als Herman Brusselmans (Berchem Sport), Robbie Williams (Port Vale), Hugo Borst (Sparta), Elton John (Watford) en Tom Egberts (SC Heracles). Hoe succesvol ze ook zijn geworden, ze bleven trouw aan de club waar ze op de jongenstribune stonden.
Ik heb als jongen nooit op de tribune van SC Veendam gestaan. Mijn vader en mijn ooms hadden seizoenkaarten voor FC Groningen. Tribune parkzijde. Soms ging ik mee. Dan reden we over de Kielsterachterweg. Het waren, eerlijk is eerlijk, leuke uitjes. FC Groningen is een mooie club. Maar achteraf hadden we op de Kielsterachterweg rechtsaf gemoeten. De Langeleegte paste beter bij ons, Veenkolonialen. FC Groningen is voor Piet van Dijken, Tjeerd van Dekken en Frank den Hollander.
Ik ben sinds vorig jaar supporter van Veendam. Ik ga op zoek naar die verloren tijd. Anderen met mij, waaronder schrijver Bill Mensema, muzikant Bert Hadders en ex-wethouder van Groningen, Jaap Dijkstra. Wij noemen ons De zwarte mannen. Zoals Fausto Coppi zijn Witte Dame had, zo heeft SC Veendam De zwarte mannen. Jongens van het land, de leegte. Die gewend zijn aan fietsen met tegenwind. Wat wij willen is dat SC Veendam de cultclub is die het verdient te zijn. Dat zeggen we steeds. Veendam moet St. Pauli zijn. Of Union Berlin. Een volksclub. Maar dat is niet het hele verhaal. Wat wij eigenlijk willen is weer jongetjes zijn. Op de familietribune.
Wij hebben geen geld. Wij kunnen alleen een beetje op de trom slaan. Dat doen we op www.dezwartemannen.blogspot.com. Tot onze eigen verbazing slaat dat aan. Tot in Maastricht. Waarom?
Omdat het gewoon leuk is. Het is stoer om te zeggen: ja, wij zijn voor Veendam. De Veenkoloniën, dat zijn wij. De titel van mijn laatste boek is De lange leegte. Omdat heel Nederland die term kent. Een verslaggever van De Avonden (Vpro) kwam voor een interview naar Groningen. Hij zei: waar gaan we heen? Ik zei: geen idee. Hij zei: ik vond je het emotioneelst in het verhaal over Veendam. Ik zei: dan gaan we naar De Langeleegte. We reden over de Kielsterachterweg. Hij vond het mooi. Ik wees in de verte. Hij knikte. We waren in het stadion. Hij vond het geweldig.
Ik was trots. Blij dat ik een keuze had gemaakt.
Het is een late keuze. Te laat, misschien. De zoektocht naar de verloren tijd lijkt te stranden. Henk Eising, directeur SC Veendam, luidt de alarmbel, want ondanks ‘een bescheiden winstje in het boekjaar 2010-2011' ligt er voor komend seizoen een ‘serieus begrotingstekort'. Veel te groot om te kunnen starten, in augustus.
Eising vraagt steun van bedrijven en particulieren. Ik ben een romanticus zonder geld. Ik hoop op een romanticus met geld. Als ik straks met mijn zoons over de Kielsterachterweg naar het voetballen rij, wil ik kunnen afslaan richting De Langeleegte.

zaterdag 7 april 2012

Van Veendam noar Olde Pekel


Wia Buze zong vooraf aan de wedstrijd tegen de Friezen uit de hoofdplaats het 'Grunnens Laid'. Van de zwarte mannen had 'Van Veendam noar Olde Pekel' ook gemogen, of nog beter 'het goud aan het plafond' van de 'The Black Keys'. Vandaag werd er in de Veenkolonies gekoerst. Van Veendam naar Oude Pekela door de wereldtop van de dames.

Loopt zwarte man Van der Veen, specialist in de woestijngodsdiensten en man van het beeld, wielrenster Marianne Vos in de Hervormde Kerk in het centrum van Veendam tegen het lijf. Een foto voor de zwarte mannen blog moest gemaakt worden. Gezien de kerkelijke kalender zou je welhaast denken dat we hier met flagellanten van doen hebben.

Gods wegen zijn ondoorgrondelijk en wielrennen blijft afzien.

Namens de zwarte mannen, Zalig Pasen.

1-1



In verband met stille zaterdag geen tekst. Een wedstrijdverslag in beeld.

Toen ik aan de Olympische Spelen meedeed

Zwarte man Bill was gisteravond de revelatie in de Langeleegte. Het was voor de zwarte mannen een avond vol emotie die door het collectief nog geduid moet worden. Grote woorden bleven niet achterwege. Terwijl de gasten in de businesslounge bezig waren sperziebonen met elastiek te verorberen trok Bill een parallel tussen de Veenkolonies en Australië. Zijn teksten tijdens de wedstrijd laten wij omwille van stille zaterdag achterwege. Prachtig allemaal, die lovende woorden richting Bill. Zwarte mannen houden niet van snakken en zelfbevlekking, daar zijn we te Gronings en te nuchter voor. Lees onder Bill's portret het verhaal dat hij gisteravond hield. Oordeel zelf!


Wellicht zal men het niet gauw verwachten van een forse kerel zoals ik, maar ooit kwam ik in actie tijdens de Olympische Spelen. Het was in het millennium jaar 2000 tijdens de Olympische Spelen in Australië, waar ik op dat moment woonde. Werkelijk overal ter wereld konden tv kijkers mij zien tijdens de voetbalwedstrijd tussen Nigeria en Honduras, die in het Hindmarsch Stadion in Adelaide werd gehouden.
Als u nu denkt: die man komt mij inderdaad bekend voor, dan zeg ik maar één ding: Olympische Spelen 2000.

De aanvankelijk matige wedstrijd tussen Nigeria en Honduras werd uiteindelijk nog een thriller van jewelste. Dat zou men niet gauw verwachten op basis van de eerste helft, waarin de Nigerianen hopeloos achter de feiten aanliepen. De Hondurese voetballers gingen dan ook de pauze in met de geruststellende zekerheid dat hun 3-1 voorsprong op de Nigerianen alleen nog middels een wonder zou kunnen worden ingelopen.
Ook het grootste deel van de tweede helft leken de Nigerianen te berusten in hun lot.
Ware het niet dat er twee Australiërs als een stelletje maniakale gekken begonnen te juichen voor de zo op achterstand staande Afrikanen. Eén van die Australiërs was mijn oom. De andere was eigenlijk een Nederlander. Dat was ik.

Nou is Australië – net als de Veenkoloniën in Nederland – een van de leukste plekken ter wereld. Alleen de inwoners zelf zien dat niet altijd zo. Zo hebben ze in Australië het gevoel dat ze in de kont van de wereld vertoeven. Overal gebeurt het, behalve in Australië. Dat gevoel hebben ze.
Dergelijke frustratie leidt meestal tot het overcompenseren van andere zaken. Dat geldt ook voor de Australiërs. Ze zijn bijvoorbeeld ontzettend grappig. Dat wij hier in Europa dat helemaal niet weten is logisch. Dat gebeurt immers allemaal in de kont van de wereld. Ook zijn Australiërs voor de duvel niet bang. En er heerst een enorme gemeenschapszin. En niemand voelt zich daar ook maar een beetje meer dan de andere. Iedereen is daar gelijk. Met een mooi woord noemen we dat egalitarisme.
En als een speler onderuit geschoffeld wordt op het voetbalveld, wordt er in Australië geen gele kaart getrokken. Het spel gaat gewoon verder. Alleen als de op de grond liggende speler zijn nek gebroken heeft, dan willen ze hem misschien nog wel met een brancard van het veld halen. Maar over het algemeen luidt de regel: die jongen is zelf gevallen, hij kan dus ook zelf wel weer opstaan.

Nee, Australië is geen land voor mietjes. Maar het is wel het land van de kangaroe, van het vogelbekdier, van de emoe, van de dingo en – vooral – van de underdog.

Vanwege de ingebakken voorkeur van Australiërs voor de underdog joelden mijn oom en ik tijdens de Olympische Spelen 2000 in het Hindmarsch Stadion in Adelaide dan ook voor het op fors verlies staande Nigeria.
Naarmate het einde naderde joelden wij des te luider.

- Give him de rambam!!!
- Give him from Jetje!!!

Het was net alsof wij tweeën de Nigeriaanse voetballers ineens de schop onder de kont gaven die de trainer ze vanaf de zijlijn niet meer wist te geven. In de 80e minuut schoot Nkomo de bal langs de Hondurese keeper.

Drie – Twee!

Mijn oom en ik feestten er op los op de verder amper bezette tribune. Het handjevol internationale bezoekers dat er wel was keek ons onthutst aan en de zes speciaal voor deze wedstrijd uit Nigeria overgevlogen supporters waren zo overdonderd dat zij zelf geen woord meer durfden uit te brengen.
Intussen waren wij ons van geen kwaad bewust en jubelden nog luider dan voorheen. Het door ons geproduceerde kabaal deed de Nigeriaanse voetballers duidelijk goed, terwijl het gelijktijdig de Hondurezen een welhaast verlammende angst inboezemde.
Ons enthousiasme was zelfs zo aanstekelijk dat het de Nigerianen eindelijk de vleugels gaf die ze nodig hadden. In een verpletterend slotoffensief wist Bwanko Kanu de gelijkmaker te scoren.

Drie – Drie!

Waar iedereen hen een half uur geleden nog afgeschreven zou hebben, hadden de Nigerianen er alsnog een gelijkspel uitgehaald. Speciaal voor de tribune waar hun grootste supporters zaten – mijn oom en ik – maakten de voetballers een uitzinnige, typisch Afrikaanse vreugdedans, trappelend met hun voeten en met de kont ver naar achteren.

- Ngele! Ngele! riepen ze naar ons.
- Ozzy! Ozzy! riepen wij terug.

Ook staken ze allemaal duimen op in onze richting. Facebook was er destijds nog niet, maar het was wel duidelijk dat de Nigerianen mijn oom en mij lijkten. Het raakte ons zo diep dat we prompt vergaten verder te juichen.

Godzijdank floot de scheidsrechter op dat moment het eindsignaal. Dat was eerlijk gezegd maar goed ook. We moesten er niet aan denken dat de Nigerianen de arme Hondurezen met een vierde doelpunt de nekslag zouden toedienen. Dan zouden de Hondurezen immers ineens de underdog zijn en dat zou mijn oom en mij voor een duivels dilemma plaatsen.

Het moge duidelijk zijn dat het juist aan onze blijmoedige bijval te danken is dat de Nigerianen uiteindelijk gelijk wisten te spelen tegen de voetballers van Honduras.
Maar dat mijn oom en ik daarvoor zelfs geen Olympisch brons gekregen hebben is evenwel een schandaal van jewelste waarover men in Adelaide tot op de dag van vandaag nog niet uitgesproken is.