Zwart zijn is meer dan een geestelijke gesteldheid. Lichamelijke arbeid kan ook op zwarte wijze vorm en inhoud krijgen. Laat het duidelijk zijn dat zwarte mannen naast denkers ook doeners zijn. In het zweet uws aanschijns doet zwarte man Sandman zijn verhaal.
Zwart, dat is een manier van leven, dacht ik, toen ik met mijn laatste krachten een enorme boomstronk de oprit op duwde. Het is niet eens te faken. Je doet de dingen op de enige wijze die je kent: de jouwe. Dat ís zwart. Als Ieren zich de negers van Europa noemen (sic Roddy Doyle) dan zijn wij, Groningers en meer precies Veenkolonialen, de negers van Nederland. Terwijl het zweet mij van het hoofd gutste dacht ik daaraan en aan nog veel meer en voelde me zielsverwant met Inaki Aizpitarte.
Hij doet, zoals zwarte man Fousert in het inderdaad jaloersmakende stuk ons leerde, ook alles op zijn manier. De enige. Omdat hij een beetje vies glas geen probleem vindt, evenmin als een bord waar een stukje van af is. Waar het om gaat is goed eten: des Pudels Kern, de rest is umfeld, decorum. Zoals Aizpitarte kookt in zijn eigen restaurant Chateaubriand, zo lukte het mij die boomstronk de grond uit te wurgen.
Tegen de communis opinio in, want mijn vrouw had al tegen mijn schoonvader gezegd: ‘We kunnen beter een tuinbedrijf bellen, dat lukt hem nooit. Hij is knettergek.’
Eat this, schoonfamilie!
De strijd was er een van de lange adem. De stronk was het overblijfsel van een laurier, een mastodont van een struik en menige huistuinman zou onmiddellijk een duur hoveniersbedrijf hebben gebeld, om dat ding de grond uit te frezen. Ik geef toe, ik heb momenten van twijfeling gekend, zeker toen de kettingzaag voor de tweede keer stomp raakte, mijn rug op punt van breken stond en het handvat van de spade afbrak, maar ik heb doorgezet, met de tijd aan mijn zijde, de instelling van een zwarte man. Succes is een keuze.
Brute kracht gebruiken was zinloos. Met boos worden leg je het af. De rechtstreekse confrontatie zou zelfmoord zijn. Daarvoor bleek de stronk te dik, te zwaar, te weerbarstig. Het was een zwarte stronk.
De juiste weg bleek: uitgraven, wortel voor wortel loszagen, beetje verder uitgraven, breken, wrikken, nog verder uitgraven, stronk schoonspoelen zodat je ziet wat je doet en millimeter voor millimeter won ik terrein, scheurde ik het gevaarte los uit de aarde, ik tot de enkels in de blubber.
Af en toe was het van ‘bonk!’, als er na een klap met een kloofbijl een blokje uit de stronk knapte en tegen de leaseauto van mijn vriendin knalde en mijn zoontje onmiddellijk het huis in rende met een ‘mam, mam, weet je wat pappa net heeft gedaan???!!!’
Je bent zwarte man of niet, ik zag in mijn gevecht met de natuur de gelijkenis met de strijd om het bestaan van SC Veendam. Voetbal in de Veenkoloniën, dat is ook met een stompe zaag en spade met gebroken handvat. Maar wie geen kracht en goed gereedschap heeft, moet geduld hebben. De rust van de lange adem.
Laat weg het umfeld, het decorum, concentreer je op waar het echt om gaat: goede spelers. Die koop je niet, die maak je. Zelf. Op jouw manier. De enige manier.
Begin bij het begin. Talent, aanleg, wil.
Wie groei wil moet een warm bed scheppen, de jonge aanwas koesteren, ze naar de zon leiden en vrij houden van parasieten, ongedierte en gure elementen. Beetje regen mag wel, niet te veel. Laat de zon schijnen, schep ruimte en op een dag staan er bomen en struiken met de wortels stevig in de zwarte aarde. Ook oogsten is een keuze.
Bedenk: de lauwerkrans wordt gemaakt van laurierblaadjes.
woensdag 30 mei 2012
Zwart, de enige manier
Labels:
Inaki Aizpitarte,
SC Veendam,
Veenkoloniën
dinsdag 29 mei 2012
Ondertussen in
Iedereen is van de wereld en de wereld is van iedereen. Zwarte man Hadders heeft een lief in Amsterdam. Nu is het goed om te weten dat de meeste mensen uit de hoofdstad hun roots hebben in de provincie en dat de meeste van origine Amsterdammers inmiddels in de provincie wonen. Zal onze zwarte man binnenkort ook tot de Amsterdamse scene gaan behoren. Een zekerheid heeft zwarte man Hadders al. Hij hoort bij de scene van SC Veendam. Niet onbelangrijk.
Mijn grote liefde woont in Amsterdam zodat ik noodgedwongen
nogal wat tijd in onze hoofdstad doorbreng.
Tot voor kort bezag ik de stad voornamelijk vanuit haar raam
op de hoek van de Kinkerstaat en de Bilderdijk.
Altijd wat te doen daar..
Na de recente verhuizing naar Oud Zuid kreeg ik van haar een
fiets.
Waarschijnlijk met het idee dat ik dan ook eens zelfstandig
onze hoofdstad kon ontdekken.
Deze week was het zover. Op de fiets de stad in.
Het grote verschil met Groningen is dat je er niet om de
haverklap een bekende tegenkomt.
Als je wel begroet wordt is het meestal een Groninger die
een dagje Amsterdam doet.
's Avonds kwam ik op een terras aan het water terecht.
Grote groepen buitenlandse studenten vermaakten zich daar
met elkaar.
Een man viel op. Hij droeg een grijze baard en een zwarte
hoed hetgeen me gelijk voor hem innam.
Na wat gedraal mijnerzijds trok ik een stoel bij en vroeg of
ik bij hem plaats mocht nemen.
Hij gebaarde dat het goed was en ik stelde me voor.
Hij schudde mijn hand en zei: 'Hello, I'm Johnny Cash.'
Ik zei:' Hello Johnny, nice to meet you.'
'Have you ever shot a man in Reno?'
'Just to watch him die.', antwoordde hij.
U begrijpt, het ijs was gebroken, we lieten drank aanrukken
en het werd laat en luidruchtig.
'Johnny' was afkomstig uit Bosnie-Herzegowina en woonde al
zeventien jaar in Amsterdam.
'Gevlucht voor de oorlog zeker?' vroeg ik.
'Nee', sprak hij. 'De drugs zijn hier veel beter.'
'Gevlucht voor de oorlog zeker?' vroeg ik.
'Nee', sprak hij. 'De drugs zijn hier veel beter.'
Labels:
Amsterdam,
Bosnie-Herzegowina,
Groningen,
Johnny Cash,
Reno,
SC Veendam
maandag 28 mei 2012
Huisstijl
Sinds gisteren heeft de NOS een nieuwe huisstijl. De zwarte mannen hebben ook een huisstijl. U voelt hem waarschijnlijk wel aankomen. De huisstijl is zwart. Als het een andere kleur betreft komen de zwarte mannen er mee weg door te roepen dat deze kleur op termijn het nieuwe zwart gaat worden. Zwarte man Van der Veen is in het zuiden van Nederland om daar beelden bijeen te sprokkelen van mensen die serieus met muziek bezig zijn en dit middels concerten vorm geven. De een is een hit, de ander niet. De zwarte man heeft het druk om van podium naar podium lopen om uiteindelijk bij 'The Boss' Springsteen uit te komen. In een spaarzaam moment van rust wordt hij door een man met hoed op de rug getikt en wordt hem de vraag gesteld of hij lid kan worden van de zwarte mannen. Bekijk de door hem in Landgraaf gemaakte foto van deze man en oordeel zelf. Het antwoord kan natuurlijk geen nee zijn.
De zwarte mannen verwelkomen met trots Jeroen Wielaert van de NOS. Iemand die een boek heeft geschreven over Harry Muskee onder de titel 'De Missie' is onze man. Wij zijn ook mannen met een missie. Als Jeroen vragen heeft gaan wij gelijk apostel Paulus middels brieven antwoorden geven. Die worst leggen we later wel uit. Over de huisstijl van de NOS. De gong is terug. Zwarte mannen houden van traditie. Jeroen van harte. Er is geen weg terug. Je bent zwarte man.
Labels:
Bruce Springsteen,
Harry Muskee,
Jeroen Wielaert,
Landgraaf,
NOS,
Paulus
zaterdag 26 mei 2012
Boys don't cry
Traditiegetrouw vult zwarte man Van der Veen de pinksterdagen met muziek in het Limburgse. Oordoppen in en het aangename met het nuttige verbinden. Wat wil een mens nog meer. Bizar om te vernemen dat zwarte man Van der Veen op de festivalweide ook als zijnde zwarte man wordt herkend, terwijl hij in een korte broek rondloopt en geen moeite doet zwarte man te zijn. Ook in deze 'Pink' omgeving worden zwarte mannen gezien en gewaardeerd.
Als er iemand na Johnny Cash het fenomeen zwarte man een geheel eigen dimensie heeft gegeven, dan is het Robert Smith van The Cure wel. Zwarte man van der Veen stond vanavond oog in oog met deze zwartgerande vleermuis die de indruk wekt dat zijn finale vlucht weleens niet meer zover weg kan zijn. Belegen en bedaard klonken zijn composities over de weide van Landgraaf. Ontegenzeggelijk heeft Robert Smith de Eeuwige Jukebox voorzien van een handvol melodieën die de tand des tijds moeiteloos doorstaan. Maar als je de 'fieftig veurbie' bent en 'd'r als malle Tjabbe bie loopst' roept dat bij een nuchtere Groninger wel vragen op. Als er een traan over het met mascara geplamuurde gezicht zou rollen zou de slotscène uit 'Dood in Venetië" live op Pinkpop worden overgedaan. Misschien moet Robert Smith om bovenstaande gedachte wel lachen, want was hij in de jaren tachtig niet al een parodie. Vanavond speelde hij misschien wel een parodie op een parodie. Deze humor spreekt de zwarte mannen aan. Misschien is Robert Smith toch een echte zwarte man. Inderdaad zwarte mannen huilen niet. Rooie lippenstift ten spijt.
Labels:
Johnny Cash,
Pinkpop,
Robert Smith,
The Cure
vrijdag 25 mei 2012
Eerst rood, dan wit, dan zwart
Zwarte mannen kom je op de meest uiteenlopende plekken tegen. In het stuk van gisteren was het Parijs. Onderlinge ontmoetingen vinden meesttijds plaats in de Langeleegte. Het centrum van waaruit ons gedachtegoed wordt verspreid over de gehele wereld. De Langeleegte, het Salt Lake Cty van de zwarte man. Zwarte man Herman doet verslag van zijn toevallige ontmoeting met zwarte man Douwe. Lees hoe gevoel voor locatie de zwarte man niet ontzegd kan worden. Een stukje ruimtebeleving naar de zwarte man toe.
Windvlagen zorgden nu
en dan voor beroering in de slotgracht. Een deel van het wateroppervlak was bedekt
met kikkerdril. Het zou niet lang meer duren en een nieuwe generatie kikkers
zag het leven. Ondanks dat het licht waaide was het goed toeven op het terras
van De Boerderij. Gezeten
op deze historische plek, al meer dan vierhonderd jaar een baken in het land
van Fivelingo, leek de
beursgang van Facebook van ondergeschikt belang. Tofik Dibi moest nog voor amok
zorgen en Arjen Robben had zijn penalty nog niet gemist.
De Fraeylemaborg maakt nietig. Binnen de muur is geschiedenis
geschreven: Daar woonden eens mensen als Osebrandt Johan Rengers, Henric
Piccardt, Abraham Johan van der Hoop, Wiardus Hora Siccama en Abraham Johan Thomassen
à Thuessink van der Hoop van Slochteren. Zij maakten het landgoed in
vierhonderd jaar tot wat het nu is. Ik ben slechts een voorbijganger.
Ik zat alleen aan
een tafeltje en wachtte op de dingen die komen gingen. Dat zou zijn: een glas
en een goed maal met een vriend uit Slochteren. We hadden afgesproken om zes
uur. Het was kwart over zes. Plong, deed mijn iPhone. De afspraak smste dat het
wat later werd.
No problemo.
De serveerster, dressed
in black, schonk een glas
wijn in. Ik nam een slok en keek naar links, naar het pleintje voor de Fraeylemaborg, naar de ophaalbrug, naar het begin van de schitterende
23 hectare grote tuin. Het tuinhuisje aan de zijkant, dat zou een perfecte
trouwlocatie zijn. De oude bomen stonden alweder vol in het groen. Dat was zo
snel gegaan, daar kon je niet tegen knipogen.
Al eeuwen ligt de Fraeylemaborg aan de Hoofdweg, onderdeel van de oude
heerweg van Groningen (via Winschoten, Wedde en Boertange) naar Oldenburg. Het
goed herbergt naast de borg een boerderij/schathuis (schat betekent vee), een
duiventil, een koetshuis met verwarmde kassen, een houten schuur voor berging,
een prieel en een twintigste-eeuwse parkeerplaats.
Fraeylema is een
samenvoeging van Ver, wat staat voor adellijke vrouwe en Ailma of Elema, net
als Borg Verhildersum bij
Leens genoemd is naar een Ver Hilde. Begonnen als steenhuis, in de loop der
tijd uitgebouwd en uitgebreid. Tuin en bos waren in eerste instantie in barokke
Franse stijl aangelegd, geïnspireerd op Versailles, maar in 1828 werd het
volgens een ontwerp van G.A. Blum en L.P. Roodbaard een romantisch park in
Engelse landschapsstijl, met slingerende paden, onregelmatig gevormde vijvers
en een heuvel. Je kunt Fransen niet gekker krijgen. Die vinden dat zoiets eruitziet
alsof een dronken tuinman in de weer is geweest. De Dikke Boom, een stokoude
linde, heb ik nooit gezien. Hij waaide in 1963 om, twee jaar voor ik geboren
werd.
Ik keek naar rechts,
langs het terras (‘nieuwe stoelen en tafels, wat vind je ervan?’, vroeg de
waard) en zag in de verte een stel aan komen lopen. Een man en een vrouw. De
man droeg een hoed en een lange jas. Ik dacht: het zal toch niet?
Het zou wel, want
het was Douwe van der Bijl, vriend en zwarte man.
Met zijn gade had ie
het plan opgevat Slochteren op Hemelvaartsdag met een bezoek te vereren, voor
een wandeling in dat wat wij het Grote Bos noemen. Het Kleine Bos, daar woon ik
tegenover. Toen hij mij zag zitten dacht Douwe hetzelfde als ik: het zal toch
niet?
De kans dat men mij
aantreft op het terras van De Boerderij is tussen mei en oktober echter vrij groot. Het
weerzien was hartelijk, oprecht. We spraken even kort over de dingen van de dag
en het ‘lekkere’ weer. Onderwijl was de vriend uit Slochteren gearriveerd. Er
werden opnieuw handen geschud en Douwe en partner liepen in de richting van het
bos.
Voor de buitenstaander een gewone ontmoeting, maar het was wel degelijk een historisch moment. Waar eens, in de rode kamer op de borg, Johan de Witt sliep, daar waren nu De zwarte mannen.
Voor de buitenstaander een gewone ontmoeting, maar het was wel degelijk een historisch moment. Waar eens, in de rode kamer op de borg, Johan de Witt sliep, daar waren nu De zwarte mannen.
Labels:
Fraeylemaborg,
Parijs,
Salt Lake City,
Slochteren
donderdag 24 mei 2012
Inaki Aizpitarte
Nu er in en rondom de club gesteggeld wordt over de vraag of de trainer moet blijven, houden de zwarte mannen zich ledig met de meest primaire levensbehoefte, namelijk voedsel. Zwarte man Fousert is een gelukkig man, hij kan zeggen dat hij vorige week heeft gegeten in restaurant Le Chataubriand aan de Avenue Parmentier in Parijs. Een restaurant met een welhaast veenkoloniale aanpak. Kroon worst, maar dan anders. In de top vijftig van dit jaar op nummer 15. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Eten zonder sterren. Inaki Aizpitarte is onder de zwarte mannen nu al een held. Lees waarom.
Inaki Aizpitarte is niet de nieuwe spits van SC Veendam. Inaki Aizpitarte is, voor zover ik weet, zelfs geen voetballer. Inaki Aizpitarte is kok. Maar als ik het voor het zeggen had en Inaki zou zich spontaan melden aan de poorten van de Lange Leegte, dan zou ik hem onmiddellijk een contract aanbieden.
Inaki is kok in zijn eigen restaurant Le Chataubriand aan de Avenue Parmentier in Parijs. En in dat restaurant gaan de dingen alleen zoals Inaki het wil. Inaki is eigenwijs, heeft geen koksopleiding, en doet niet mee aan poespas. Inaki kookt zoals hij vindt dat je koken moet. En dat er af en toe een stukje van het bord af is of het glas een beetje vies, dat deert hem niet. Waarom zou je zes gangen niet met een setje bestek kunnen eten. Een menu kan ook best betaalbaar zijn, waarom een vermogen vragen als dat niet nodig is. Een stoere boerenwijn uit de Jura heeft soms meer karakter dan een prijzig belegen oudje uit de Bordeaux. Een menukaart is onhandig, waarom niet elke dag iets anders maken en dat dan op een stukje papier stencilen, dan weten de gasten ook wat ze eten. Mensen in de bediening kunnen er best leuk uit zien, dat geeft niks. En het is ook niet gek dat ze, naar Franse maatstaven dan, aardig en spontaan zijn.
Het eten? Messi, Bergkamp, Maldini, Higuita, Best, Zidane, Zico.
Le Chateaubriand zit elke avond twee keer vol. Voor de tweede ‘zitting’ kun je niet reserveren en vanaf een uur of half tien vormt zich dan ook een rij vanaf de bar naar buiten. Le Chateaubriand heeft geen Michelinsterren en staat toch al een jaar of vier zeer hoog in de top vijftig van de lijst van beste restaurants van de wereld. Dit jaar op nummer vijftien. Eerder op nummer negen en nummer elf. Van de wereld, dus.
Inaki Aizpitarte is eigenwijs. Gaat z`n eigen gang. Maakt belangrijk wat belangrijk is. Alleen al om die reden zou ik Inaki onmiddellijk contracteren. Elke wedstrijd in de basis.
Het zou me niet verbazen als hij er vijfentwintig in een seizoen inschopt. Iemand die kan bedenken dat een salade van bijna rauwe erwtjes en licht geblancheerde rabarber in een soort zwarte, licht zure, olie met uienbloesem, lekker is, kan ook voetballen.
Mijn vrouw vond het nog een knappe man ook.
Labels:
Avenue Parmentier,
Bergkamp,
Best,
Higuita,
Inaki Aizpitarte,
Le Chataubriand,
Maldini,
Messi,
Parijs,
SC Veendam,
Zico,
Zidane
dinsdag 22 mei 2012
Stuitend
Dat de grenzen van de psychoanalyse voor zwarte man Bill zijn bereikt bewijst zijn schrijven. Alle gedragingen een plek willen geven en er ook nog begrip voor hebben heeft zo zijn keerzijde. Op de lagere school toen het fenomeen kringgesprek in zwang kwam deed iedereen om de beurt zijn zegje en moest je van de juf of meester vooral respect en begrip tonen voor elkaars gedrag. In de zandbak en het schoolplein gebeurden soms de meest vreemde en gemene dingen en toen al vond je de ieder mens is uniek gedachte niet helemaal kloppen. Het gedrag van een aantal klasgenoten was toen al enigszins verdacht. Als kind was je niet in staat dit verbaal adequaat te pareren. Bill is geworden tot wie hij nu is, een zwarte man. Bill schudt het verleden van zich af en kijkt vooruit. Hij heeft de drang om statements te maken. Door een ieder aardig gevonden worden is natuurlijk leuk, maar Bill wil ook in alle vrijheid ongenuanceerd een boer of een scheet kunnen laten. Natuurlijk kan en mag een mens fouten maken en zijn berouw en genade sleutelbegrippen, maar laten we niet uit het oog verliezen dat de mens geneigd is tot alle vormen van kwaad. Zwarte man Bill wil dingen bij de naam noemen. Luid en duidelijk. Zoals het een echte zwarte man betaamt.
De grootste tragiek van Nederland is ons stompzinnig syndroom om steeds weer het braafste jongetje van de klas te willen zijn. Het wordt ook nog eens massaal beleden door iedereen in dit kleine kut land. Zelfs door mij!
Als ik bijvoorbeeld in mijn rolstoelbus aan het werk ben, dan houd ik mij veel keuriger dan strikt noodzakelijk is aan de regels. Mijn klanten zet ik op vier punten vast en ik bind ze altijd een veiligheidsgordel om. Mocht ik hun daarbij per ongeluk aanraken, dan bied ik daarvoor uitvoerig mijn excuses aan. Eenmaal op weg rij ik over het algemeen vlot door stad en land, maar een snelheidsdrempel passeer ik steevast met een slakkengangetje. En ik begin ruimschoots op tijd te remmen, als ik alleen al ruik dat het stoplicht twee blokken verderop op rood springt.
Dat gaat intuïtief, omdat ik zeer in touch ben met mijn vrouwelijke zijde.
Ik heb verdorie ook overal begrip voor. Waarom de wereld nog zuiver zwart-wit bezien, als het ook middels de veelbesproken helikopterview kan? Een tegenstander noem ik niet langer een klootzak maar een opponent, die alleen maar met een andere invalshoek naar de materie kijkt dan ik. Verder leven we in dezelfde wereld, waarin we het eens zijn het met elkaar oneens te zijn. Zo is het toch?
Net zoals ik ook veel begrip aan de dag leg voor mensen die niet roken. Ze willen niet dat hun kleren stinken. Ze willen schone lucht om zich heen. Mocht er zo iemand al eens bij mij in de auto zitten, dan steek ik gedurende de rit niet eens een sigaret op, ook al is mijn wagen mijn eigen privé koninkrijk waarin ik de scepter zwaai en waar het leven onder de verlichte despoot die ik ben bijzonder goed te noemen is. Al zeg ik het zelf.
Ik glimlach mild om de radionieuwslezer die de term ‘sceptisch’ als ‘septisch’ uitspreekt. Ik beluister de argumenten van de 300 uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers in het tentenkamp bij Ter Apel, zonder te willen oordelen. Dat doe ik ook niet over de regering die al een paar jaar lang kraait enorm te gaan bezuinigen. Ook verbaas ik me niet over het feit dat iedereen dat mantra zo langzamerhand overgenomen heeft en dat mensen tegenwoordig bijkans dogmatisch rond papegaaien dat er inderdaad flink in het vet gesneden moet worden. Want het zal ons toch niet gebeuren dat wij de kosten die met ons huidig bestaan samengaan overlaten aan de navolgende generaties?
Ik ben voor de Europese Unie en ik hoop dat de Grieken erin blijven, want de gewone Griekse man in de gewone Griekse straat kan er immers uiteindelijk ook niets aan doen. Ik ben voor de noodzakelijke hervormingen van de woningmarkt. Ik kan wel mijn bedenkingen hebben bij de financiële wereld, maar wat heeft dat voor zin als zeer belangrijke spelers daarin de institutionele beleggers zijn, die onze eigen pensioenbelangen behartigen?
En toen er een paar jaar terug ineens bier op de markt verscheen met bijzondere smaakjes en olijke kleuren, om zo de vrouwelijke consument te behagen, was ik daar een warm voorstander van, zonder ook maar een druppel van die bocht te willen drinken.
Sowieso drink ik ’s avonds geen koffie meer, maar thee.
En het afgelopen weekend was ik voor Bayern München in de finale van The Champions League, en dat was verdorie niet alleen maar omdat Arjen Robben daar speelt. Na de overwinning van Chelsea op de Duitsers leed ik mee, nog meer met Sebastian Schweinsteiger dan met onze eigen Robben.
Maar zo langzamerhand, zo langzamerhand, word ik werkelijk kotsmisselijk van mezelf.
Ik ben het beu.
Ik ben het zat.
Ik wil verdorie gewoon weer GODVERDOMME kunnen zeggen, zonder me daarvoor te verontschuldigen.
Ik hoef geen modern, hip, oogverblindend voetbalstadion, waar de nieuwe spelersaanwinsten op de jaarlijkse clubdag met een helikopter worden binnengevlogen.
Ik wil geen spellingcommissie die beveelt dat het woord ‘helikopter’ in het vervolg met een K geschreven dient te worden, als het een oorspronkelijk Engels woord is, waarin die hele K nergens te vinden is, niet eens in de wieken (op z’n Engels: ‘wings’).
In de Champions League wil ik zondermeer voor Chelsea kunnen zijn, alleen al omdat Engeland de oorlog gewonnen heeft, en omdat de Duitsers destijds gewoon hartstikke fout waren, en dat het niet minder dan onze plicht is dat feit bij onze oosterburen nog minstens 200 jaar onder de neus te wrijven.
Ik wil bij rood gewoon doorrijden als ik daar toevallig zin in heb en ik zie wel wat daarvan komt.
Ik wil in de pauze een vette braadworst eten met uitjes en een combi van curry saus, ketchup en mayonaise, terwijl een kerel naast mij door het hek staat te pissen.
Ik wil geen sponsoren met onuitspreekbare bedrijfsnamen die elk jaar opnieuw streven naar een moorddadig rendement van 20% en daarbij maar blijven fuseren en snijden in de personeelskosten, om vooral hun graaiende, gierige aandeelhouders tevreden te stellen.
Ik wil gewoon Kroon Worst.
Daarbij weet ik ook waar het om gaat: worst van de firma Kroon.
Ik heb liever een wedstrijd waarbij onze jongens strijdend ten onder gaan, dan een laf gewonnen 1-0. Ondertussen wil ik geen skybox, maar een plek op de statribune, waar ik de wind om me heen kan horen gieren en waar de regen in bakken neerkomt.
Ik wil weer weten dat stront gewoon stront is om daar in het vervolg weer ouderwets schijt aan te hebben.
En ik wil een honkbalknuppel om mee door de stad lopen.
Want in mijn geel-zwarte hart ben ik een Veendammer. Godverdomme ja!
© Bill Mensema
De grootste tragiek van Nederland is ons stompzinnig syndroom om steeds weer het braafste jongetje van de klas te willen zijn. Het wordt ook nog eens massaal beleden door iedereen in dit kleine kut land. Zelfs door mij!
Als ik bijvoorbeeld in mijn rolstoelbus aan het werk ben, dan houd ik mij veel keuriger dan strikt noodzakelijk is aan de regels. Mijn klanten zet ik op vier punten vast en ik bind ze altijd een veiligheidsgordel om. Mocht ik hun daarbij per ongeluk aanraken, dan bied ik daarvoor uitvoerig mijn excuses aan. Eenmaal op weg rij ik over het algemeen vlot door stad en land, maar een snelheidsdrempel passeer ik steevast met een slakkengangetje. En ik begin ruimschoots op tijd te remmen, als ik alleen al ruik dat het stoplicht twee blokken verderop op rood springt.
Dat gaat intuïtief, omdat ik zeer in touch ben met mijn vrouwelijke zijde.
Ik heb verdorie ook overal begrip voor. Waarom de wereld nog zuiver zwart-wit bezien, als het ook middels de veelbesproken helikopterview kan? Een tegenstander noem ik niet langer een klootzak maar een opponent, die alleen maar met een andere invalshoek naar de materie kijkt dan ik. Verder leven we in dezelfde wereld, waarin we het eens zijn het met elkaar oneens te zijn. Zo is het toch?
Net zoals ik ook veel begrip aan de dag leg voor mensen die niet roken. Ze willen niet dat hun kleren stinken. Ze willen schone lucht om zich heen. Mocht er zo iemand al eens bij mij in de auto zitten, dan steek ik gedurende de rit niet eens een sigaret op, ook al is mijn wagen mijn eigen privé koninkrijk waarin ik de scepter zwaai en waar het leven onder de verlichte despoot die ik ben bijzonder goed te noemen is. Al zeg ik het zelf.
Ik glimlach mild om de radionieuwslezer die de term ‘sceptisch’ als ‘septisch’ uitspreekt. Ik beluister de argumenten van de 300 uitgeprocedeerde Irakese asielzoekers in het tentenkamp bij Ter Apel, zonder te willen oordelen. Dat doe ik ook niet over de regering die al een paar jaar lang kraait enorm te gaan bezuinigen. Ook verbaas ik me niet over het feit dat iedereen dat mantra zo langzamerhand overgenomen heeft en dat mensen tegenwoordig bijkans dogmatisch rond papegaaien dat er inderdaad flink in het vet gesneden moet worden. Want het zal ons toch niet gebeuren dat wij de kosten die met ons huidig bestaan samengaan overlaten aan de navolgende generaties?
Ik ben voor de Europese Unie en ik hoop dat de Grieken erin blijven, want de gewone Griekse man in de gewone Griekse straat kan er immers uiteindelijk ook niets aan doen. Ik ben voor de noodzakelijke hervormingen van de woningmarkt. Ik kan wel mijn bedenkingen hebben bij de financiële wereld, maar wat heeft dat voor zin als zeer belangrijke spelers daarin de institutionele beleggers zijn, die onze eigen pensioenbelangen behartigen?
En toen er een paar jaar terug ineens bier op de markt verscheen met bijzondere smaakjes en olijke kleuren, om zo de vrouwelijke consument te behagen, was ik daar een warm voorstander van, zonder ook maar een druppel van die bocht te willen drinken.
Sowieso drink ik ’s avonds geen koffie meer, maar thee.
En het afgelopen weekend was ik voor Bayern München in de finale van The Champions League, en dat was verdorie niet alleen maar omdat Arjen Robben daar speelt. Na de overwinning van Chelsea op de Duitsers leed ik mee, nog meer met Sebastian Schweinsteiger dan met onze eigen Robben.
Maar zo langzamerhand, zo langzamerhand, word ik werkelijk kotsmisselijk van mezelf.
Ik ben het beu.
Ik ben het zat.
Ik wil verdorie gewoon weer GODVERDOMME kunnen zeggen, zonder me daarvoor te verontschuldigen.
Ik hoef geen modern, hip, oogverblindend voetbalstadion, waar de nieuwe spelersaanwinsten op de jaarlijkse clubdag met een helikopter worden binnengevlogen.
Ik wil geen spellingcommissie die beveelt dat het woord ‘helikopter’ in het vervolg met een K geschreven dient te worden, als het een oorspronkelijk Engels woord is, waarin die hele K nergens te vinden is, niet eens in de wieken (op z’n Engels: ‘wings’).
In de Champions League wil ik zondermeer voor Chelsea kunnen zijn, alleen al omdat Engeland de oorlog gewonnen heeft, en omdat de Duitsers destijds gewoon hartstikke fout waren, en dat het niet minder dan onze plicht is dat feit bij onze oosterburen nog minstens 200 jaar onder de neus te wrijven.
Ik wil bij rood gewoon doorrijden als ik daar toevallig zin in heb en ik zie wel wat daarvan komt.
Ik wil in de pauze een vette braadworst eten met uitjes en een combi van curry saus, ketchup en mayonaise, terwijl een kerel naast mij door het hek staat te pissen.
Ik wil geen sponsoren met onuitspreekbare bedrijfsnamen die elk jaar opnieuw streven naar een moorddadig rendement van 20% en daarbij maar blijven fuseren en snijden in de personeelskosten, om vooral hun graaiende, gierige aandeelhouders tevreden te stellen.
Ik wil gewoon Kroon Worst.
Daarbij weet ik ook waar het om gaat: worst van de firma Kroon.
Ik heb liever een wedstrijd waarbij onze jongens strijdend ten onder gaan, dan een laf gewonnen 1-0. Ondertussen wil ik geen skybox, maar een plek op de statribune, waar ik de wind om me heen kan horen gieren en waar de regen in bakken neerkomt.
Ik wil weer weten dat stront gewoon stront is om daar in het vervolg weer ouderwets schijt aan te hebben.
En ik wil een honkbalknuppel om mee door de stad lopen.
Want in mijn geel-zwarte hart ben ik een Veendammer. Godverdomme ja!
© Bill Mensema
Labels:
Bayern,
Champions Leage,
Chelsae,
Kroon Worst,
Psychoanalyse
maandag 21 mei 2012
zondag 20 mei 2012
The White Stripes (2)
Zwarte mannen zijn mannen van het woord. Afspraak is afspraak. Gisteren kwam daar echter de Champions Leage finale tussen Bayern en Chelsea tussendoor. Daarom vandaag deel 2 van zwarte man Bill's ervaringen met de White Stripes. Zuvere proat!
Inmiddels is het 2012. Op
donderdagavond bezoeken Han en ik allang geen concerten meer in Vera, maar
leggen we een biljartje in onze stamkroeg. Een spel met ballen en stokken. Het
is een mannending. Als de muziek die intussen wordt afgespeeld in het café erg
goed is, dan spelen we luchtgitaar op onze keu. Ook dat is een mannending.
-
Maar natuurlijk nooit op The Little River Band, zegt Han.
Intussen sta ik dus wel als een
wilde te headbangen met mijn kale kop op de hit “I’ll be home on a Monday” van
deze Australische band uit de jaren zeventig.
-
Dit is pure homo muziek, zegt Han afkeurend.
Zijn mening kan me even gestolen
worden, want ik hoor hierin vooral de roep om terug te gaan naar Australië. Ik
mis het land ook zeer.
Alleen al vanwege de appels wil ik
wel terug. In Nederland is het onderhand een drama. Voor Fuji appels betaal je
tegenwoordig € 4,00 en daarvoor krijg je er vier op zo’n kek schaaltje, strak
verpakt met folie eromheen. Je moet ze dan ook nog snel opeten, want ze zijn in
de regel maar een paar dagen houdbaar. Nochtans smaken ze nergens naar. Ik proef
er een vage hint in van de appels die ik destijds zo uit de zak opat in de
Adelaide Hills, maar de in Nederland geïmporteerde Fuji appels smaken tegenwoordig
bijna altijd naar een waterig niets, net zoals de Nederlandse kastomaten.
Misschien omdat ze te lang in de koelhuizen en in de koeltransporten opgeslagen
zijn geweest? Ik weet het niet.
De enige appel die in dit land nog
redelijk smaakt is de Elstar. Goed betaalbaar, zoet van smaak en ook nog eens
van eigen bodem. De pest is wel dat het elke keer weer een gok is. Als je pech
hebt, blijken de aangeschafte appels melig te zijn. Dan zijn ze niet meer te
vreten. Ik let er dus op dat de appels in de zak niet te gelig zijn.
- Je moet niet alleen daarop letten, zegt Han, maar ook dat de appels
niet een te wasachtige schil hebben.
- Wasachtig?
- De schil moet niet te wasachtig zijn.
Ik weet niet wat dat betekent. Ik
heb geen idee hoe ik een wasachtige schil kan herkennen.
-
Maar wat is dan wasachtig?
-
Zoals jij me nu staat aan te staren, Bill.
Nou weet ik het nog steeds niet. Han
klinkt met dat soort opmerkingen als een mysterieus vrouwmens, maar ik ben een
kerel. Ik wil verdomme alleen maar wat duidelijkheid. Ik wil weten wat zwart is
en wat wit. Of om mijn part geel. Zolang het mij maar duidelijk is.
-
Jij speelt met wit, zegt Han, ik speel met geel.
Dat is waar ook. Ik trek mijn
biljartkeu weg achter de gele bal. Als ik die nu zou stoten, ben ik mijn beurt
kwijt, ook al scoor ik een carambole. Ik loop naar de andere kant van de
biljarttafel, buig me voorover en leg aan, met de keu nauwkeurig gezet door
mijn linkervingers. Het is nu een kwestie van preciseren van de stoot, wat ik
met mijn rechterhand doe. Wit moet eerst op rood en dan naar geel. Dat laatste
is alleen mogelijk zolang wit maar goed op rood aankomt. Wit op rood. Daar gaat
het nu om.
Maar dan beginnen mijn vingers te
trommelen.
Onwillekeurig, maar ik kan niet
anders. Het is naar aanleiding van de muziek die nu klinkt. Het is dat zachte
maar dwingende rifje, dat ik weleens eerder gehoord heb. Bij zo’n oude rocker
als ik kruipt zoiets direct onder de leden, net zoals “Smoke on the water” van
Deep Purple. Als je het eens gehoord hebt, dan ken je dat voor de rest van je
leven. Zo ook met deze aanstekelijk gitaarrif.
-
Wat is dit nog maar weer? vraag ik aan Han die intussen op
zijn keu met het rifje meespeelt.
Maar Han gaat zo in zijn luchtgitaarspel
op dat hij mij niet eens hoort. Wat ik ook snap, want het is een ontzettend
lekkere rif.
Bwam-bam-bam-bam-bwammm-bwammm.
Het wordt ondersteund door droge,
hortende drums. en als de gitaarsolo wordt gespeeld, wordt de hals afgeknepen
maar het geluid jubelt alle kanten uit. Ik bedenk me niet en ga naast Han staan
en speel eveneens op mijn keu met de rif mee. Met die enorme rif – simpel,
eenvoudig, krachtig als de Myponga stuwdam ten zuiden van Adelaide – die alleen
maar door een groot muzikant kan worden gevonden. Iemand van de statuur van Richie
Blackmore van Deep Purple. Of Jimmy Page van Led Zeppelin. Het kan niet anders.
Dit is muziek voor fijnproevers.
- Moet je die twee gekken zien, hoor ik iemand in het café
zeggen, die oude kerels denken zeker dat ze de jongens van Status Quo zijn.
-
Van wie? vraagt iemand anders.
Led Zeppelin tegenover Status
Quo? Dat is appels met peren vergelijken. Maar ons maakt het niet uit. We gaan
in ons spel op, ook al rammen we alleen maar mee op onze biljartkeus.
-
I’m going to Wichita, hoor ik een vervormde stem zingen.
Man o man, wat is dit geil! De
testosteron borrelt weer omhoog in mij en de adrenaline begint weer te koken.
Dat is lang geleden, zeg, maar het is alleszins welkom. We duiken in de brug
die voert naar het refrein, waarin de gitarist zijn gitaar vrij spel geeft,
terwijl wij strak in de maat het rifje – bwam-bam-bam-bam-bwammm-bwammm – blijven
uitvoeren.
-
Alleen de groten kunnen dit, kreun ik, alleen de
allergrootsten.
-
Het zijn The White Stripes die je nu hoort, lacht Han.
Ik kijk hem stomverbaasd aan, als
het nummer dan eindelijk afgelopen is.
-
Het heet “Seven nation army”, zegt Han.
-
Van
The White Stripes dus?
-
Ja.
-
Met
Jack White?
-
Ja.
-
En Meg
White?
-
Ja.
Terwijl ik het zweet van mijn
kale kop afveeg, maak ik een mentale notitie voor mezelf dit nummer thuis nog
eens op te zoeken op Youtube. Ach, fuck, ik ga het sowieso kopen op iTunes.
-
Het is zelfs het officiële lied van de voetbalsupporters van
Club Brugge, zegt Han.
-
Ik kan me dat verdomme hartstikke goed voorstellen, zeg ik.
-
En het is zelfs uitgeroepen tot het beste rocknummer van 2004.
-
Terecht! roep ik (en wat stom van me dat ik dat toen niet eens
wist).
Alleen de echt groten kunnen zo’n
rif vinden. Het is niet alleen hun talent, maar ook de dagelijkse repetitie,
wat ze steevast doen. Door telkens maar weer te herhalen wat je al kent, ga je
op den duur een niveau omhoog, waardoor je beter wordt in je spel. Eerst hoor
je het niet, maar als je het steeds maar weer blijft doen, dan begint het te
groeien, dan begint het te stromen, en pas dan hoor je eindelijk de andere
mogelijkheden.
En het allerbeste is uiteindelijk
iets dat eigenlijk ontzettend voor de hand ligt, net zoals de wetenschap dat
fruit sowieso altijd het lekkerste smaakt daar waar het geteeld is.
Bwam-bam-bam-bam-bwammm-bwammm.
-
Wil je nog een biertje? vraagt Han.
-
Doe mij vanavond maar een appelcider.
© Bill
Mensema
Labels:
Elstar,
The Little River Band,
The White Stripes
zaterdag 19 mei 2012
Bunde
De tekst onder de foto werd ooit geschreven en gezongen door Die Toten Hosen. Een band die in de Heimat voetbalstadions kon vullen en zelfs als voorprogramma het de Stones moeilijk maakte. De Pruis ging er hard op. Tijden veranderen en zwarte man Van der Veen betrapt zich vanavond op sympathie voor Bayern. Komt dit door de tegenstander of heeft het alles met die jongeling uit Bedum te maken. Is het het geen goed idee dat bij de SC een Duitser uit de grensstreek de geleding komt versterken. Dat ze kunnen zeggen: 'Es hat sich inzwischen im Veenkolonieen herum gesprochen. R. Gluck aus Bunde war wieder da'.
Es gibt nicht viel auf dieser Welt,
Wat deed die strandbal bij het doel? Ik had Bayern de beker met de grote oren gegund. Zeker als je ziet dat doelman Neuer zijn handschoen uitdoet om zijn collega Cech voor de strafschoppen serie sterkte te wensen. Fatsoen en etiquette daar houden wij van.
Es gibt nicht viel auf dieser Welt,
woran man sich halten kann.
Manche sagen die Liebe,
vielleicht ist da was dran.
Und es bleibt ja immer noch Gott,
wenn man sonst niemand hat.
Andere glauben an gar nichts,
das Leben hat sie hart gemacht.
Es kann soviel passieren,
es kann soviel geschehen.
Nur eins weiss ich hundertprozentig:
nie im Leben würde ich zu Bayern gehen.
Ich meine, wenn ich 20 wär
und supertalentiert
und Real Madrid hätte schon angeklopft,
und die Jungs aus Manchester.
Und ich hätt auch schon für Deutschland gespielt
und wär mental topfit
und Uli Hoeneß würde bei mir
auf der Matte stehen.
Ich würde meine Tür nicht öffnen,
weil's für mich nicht in Frage kommt,
sich bei so Leuten wie den Bayern,
seinen Charakter zu versauen.
Wir würden nie zum FC Bayern München gehen!
Wir würden nie zum FC Bayern München gehen!
Das wollen wir nur mal klarstellen,
damit man uns richtig versteht:
wir haben nichts gegen München,
wir würden nur nie zu den Bayern gehen.
Muss denn sowas wirklich sein?
Ist das Leben nicht viel zu schön?
Sich selber so wegzuschmeissen
und zum FC Bayern zu gehen.
Wir würden nie zum FC Bayern München gehen!
Wir würden nie zum FC Bayern München gehen!
Was für Eltern muss man haben
um so verdorben zu sein,
einen Vertrag zu unterschreiben
bei diesem Scheissverein?
Wir würden nie zum F.C.Bayern München gehen!
- Niemals zu den Bayern gehen!
Wir würden nie zum F.C.Bayern München gehen!
- Niemals zu den Bayern gehen!
Wat deed die strandbal bij het doel? Ik had Bayern de beker met de grote oren gegund. Zeker als je ziet dat doelman Neuer zijn handschoen uitdoet om zijn collega Cech voor de strafschoppen serie sterkte te wensen. Fatsoen en etiquette daar houden wij van.
Labels:
Bayern,
Die Toten Hosen,
FC Bayern München,
Neuer,
Stones
vrijdag 18 mei 2012
The White Stripes (1)
Dat de zwarte mannen een morfogenetisch veld vormen is vanaf heden bewezen. Zonder onderling contact speelt Jack White de laatste dagen in de hoofden van een aantal zwarte mannen letterlijk en figuurlijk een grote rol. Was het gisteren zwarte man Fousert die gevoed door de witte man een stukje schreef. Vandaag en overmorgen doet Black Bill verslag van zijn ervaring met Jack White.
Het was in de Adelaide Hills –
ten oosten van Adelaide, in Zuid-Australië – dat ik voor het eerst de muziek hoorde
van The White Stripes, het bluesrock duo rond wonderkind en gitaargeweldenaar Jack
White. Ik hoorde het gewoon op de autoradio, hoor. Het was niet zo dat The
White Stripes ergens in de Adelaide Hills op een podium aan het spelen waren.
Daar zijn de Hills niet het
gebied voor. Er wordt daar namelijk fruit geteeld. Grotendeels appels en
citrusvruchten. Zo nu en dan kom je een aardbeienveld tegen in de Hills. Bij de
boer haal je een emmer op en dan pluk je voor een luttel bedrag zoveel
aardbeien als je wilt. Zelf heb ik nooit goed begrepen wat de erotische
fascinatie van vrouwen met fruit is, maar ik weet wel dat wanneer ik met een
emmer over zo’n veld kruip, ik continu gekreun van de dames om me heen hoor. Is
het omdat rechtstreeks uit de grond getrokken aardbeien zo verrekte heerlijk
zijn? Of is het omdat ik zo’n lekker dier ben? Ik hou het op het laatste, maar
ik vermoed het eerste.
Fruit is niet duur in de Adelaide
Hills. Een vijfkilo zak vol Fuji appels – in Nederland schier onbetaalbaar –
schaf je daar voor anderhalf euro aan. Ze zijn ook nog eens zo vers van de
boom, en zo vol smaak, dat je al een halve zak opgegeten hebt voordat je kunt
zeggen:
- Wat de fuck was dat?
Waarop het antwoord dan luidt:
- Fuji appels!
Dat had ik dus niet met de muziek
van The White Stripes. Ik vond er eerlijk gezegd geen reet aan. Het klonk mij
allemaal te kaal in de oren, alleen maar die hortende drums, die bluesachtige
gitaar en die vervormde stem. Noem mij een fijnproever, maar ik meende daar in
de Adelaide Hills heel goed zonder The White Stripes in mijn leven te kunnen
bestaan.
Ik propte nog eens een Fuji appel
in mijn mond en reed door naar Piccalilly om daar een enorme zak vol
paardenstront voor mijn tante te kopen. Sommige mensen nemen soesjes en bloemen
mee, maar een echte kerel zoals ik komt liever met een zak vol paardenvijgen
bij zijn tante.
Het was het jaar 2001.
Terug in Nederland waren we nog
maar net bekomen van de dramatische aanslag van 11 september op The Twin Towers,
of The White Stripes traden op in het alternatieve muziekcentrum Vera in de
Oosterstraat in Groningen. Han – die meer moeite heeft met oud worden dan ik en
graag de vinger aan de pols houdt van wat hip is, om zo de onverbiddelijke
teloorgang nog enigszins tegen te houden – vroeg of ik meeging naar het
concert.
-
Hrumpf, antwoordde ik.
-
Wat zeg je?
Ik werkte de laatste resten van
de bij de C1000 gekochte Fuji appel weg. De appel was wel knapperig en zoetzuur
van smaak, maar het kwam bij lange na niet in de buurt van het orgastisch
genoegen zoals ik het in de Adelaide Hills aan Fuji appels beleef.
Vera was uitverkocht die avond en
het was er stampvol. Han en ik bleven helemaal achterin de zaal en konden van
wat er live op het podium gebeurde absoluut niets zien. We konden het
natuurlijk wel horen. Han vond het goed. En ik vond er nog steeds geen reet
aan.
Noem mij een fijnproever. Of noem
mij een fijnproever op leeftijd. Ik vind het best. Maar The White Stripes zijn
nu eenmaal geen Deep Purple, ze zijn geen Pink Floyd, ze zijn geen Iggy Pop &
The Stooges, ze zijn geen Replacements, ze zijn geen Hüsker Dü, ze zijn geen
Echo & The Bunnymen, ze zijn geen Led Zeppelin. Niets van dat al. Ik hoorde
er gewoon niets in, behalve kale, tot op het klokhuis afgekloven bluesrock,
waar ik sowieso niet echt een uitgesproken fan van ben.
-
Vond je het wat? vroeg Han nadien.
-
Nee, zei ik.
Op dat moment liep de twee
muzikanten van The White Stripes ons op amper een meter afstand voorbij, op weg
naar de kleedkamer. Beide White Stripes in wit en rood gekleed. Gitarist Jack
met zijn fijngesneden gezicht, drumster Meg met haar melancholische blik. Wist
ik veel dat het een historisch moment was. Het enige waar ik naar staarde waren
de ronde, volle borsten van Meg. Rond en vol als… Pront waren ze ook. Rond, vol
en pront als… Mooie borsten waren het. Mooi, rond, vol en pront als…
-
Wil je nog een biertje? vroeg Han.
-
Ik blief wel een appel, zei ik.
(Wordt vervolgd)
Labels:
Adelaide Hills,
Australië,
Echo And The Bunnymen,
Fuji,
Hüsker Dü,
Iggy Pop,
Jack White,
Pink Floyd,
Replacements,
The Stooges,
The White Stripes
donderdag 17 mei 2012
Donderbus
Hemelvaart. Tijd voor introspectie. Zwarte man Fousert is een fan. Terecht. Na intensieve beluistering van Jack White 's laatste muzikale project wordt hij bevangen door een gevoel. Luister en lees.
Hij kwam al langs bij de luistertips van zwarte man Sandman: de nieuwe plaat van Jack White. Blunderbuss. Lekker woord, Blunderbuss, Blunderbuss, Blunderbuss. Probeer maar eens hardop.
Na drie keer Blunderbuss bekroop mij het gevoel dat achteraf bezien de geuzennaam Kolonisten niet zo heel erg gelukkig is. Bij Kolonisten denk ik het eerst aan die van Catan. Google trouwens ook.
Blunderbuss daarentegen is de letterlijke vertaling van en etymologisch ontsproten aan het Nederlandse woord donderbus. Een vuurwapen uit de 16e eeuw. Het ding moest uit de heup moest worden afschoten omdat de terugslag je schouder verbrijzelt. Je kon er een groep struikrovers (ook een mooi woord trouwens, struikrovers) mee uitschakelen. Voorwaar niet voor watjes zo`n donderpijp.
Het had zo mooi kunnen zijn. De Donderbussen als Veenkoloniaal equivalent van The Gunners. Mooi logo ook. Met een spreidloopgeweer heb je geen kruiwagen nodig.
Labels:
Donderbus,
Herman Sandman,
Jack White
dinsdag 15 mei 2012
Kluitjesvoetbal
Kunnen de zwarte mannen zelf ook voetballen? Zwarte man Hadders laat zijn licht schijnen.
De verhalen die onderling uitgewisseld worden gaan
voornamelijk over de derde helft en wat voor heroïsche records daarin behaald
zijn.
Ik geloof niet dat er ook maar iemand van ons nog wel eens
de voet op een grasmat zet.
Hoogstens om de scheids die ons nageslacht benadeelt wat
manieren bij te brengen.
Laat ik er eerlijk over zijn: zelf kan ik er niets van.
Als kind beoefende ik graag de gedomesticeerde variant van
baseball: het slagballen.
Iemand gooide een bal. Je deed er een slag naar en meestal
kon je dan weer onverrichter zake naar de bank terugsjokken om daar lekker
verder te dromen.
Helaas werd deze sport alleen op school beoefend.
Voor georganiseerd sportvermaak waren wij op het voetbal
aangewezen.
Zo rond negentienzeventig was ook in de laagste regionen van
het amateurvoetbal het Totaalvoetbal in zwang gekomen.
Tot die tijd was het, zeker bij de F-jes, gebruikelijk om zo
hard mogelijk met z'n allen achter de bal aan te rennen. Het zogenaamde Kluitjesvoetbal.
Een minstens zo vermakelijke speelwijze.
Wie de bal voorop de schoen kreeg, de zgn. Punter, wilde nog
wel eens, geheel bij toeval, scoren.
Nadat drilsergeant Michels en die vervelende Cruijff het
voor het zeggen kregen in de voetballerij kregen kneuzen als ondergetekende het
in de pauze van de wedstrijd zwaar te verduren.
'Voetbal is oorlog', riep dan de vroeger zo aardige
trainer-coach.
Ook moest er systeem in komen, vond hij.
Voor mij was de aardigheid er af.
Ik was een echte schoefieloerder. Iemand die altijd op de
rand van buitenspel stond.
Niet omdat ik mij daar bewust van was maar omdat het spel
zich zo snel heen en weer bewoog dat ik nog bij het doel van de tegenstander
stond als de rest alweer aan de andere kant van het veld was.
De oorzaak daarvan was een lui oog met uitzaaiingen in de
rest van het lichaam.
Gecombineerd met een dromerige aard is dat desastreus
gebleken voor een professionele voetbalcarrière.
Toch jammer..
maandag 14 mei 2012
Zondagmiddag, half drie
Nu de club er weer drie jaar tegenaan kan heeft zwarte man Sandman een wens. Een kinderwens!
Ik wil ooit met mijn zoons naar het voetballen. Naar SC Veendam. Zoals generaties jongetjes hun voorgingen, zo wil ik hun de liefde voor een club bijbrengen. Dat kan nu echter niet. Omdat er op vrijdagavond gevoetbald wordt. Om acht uur. Dat is te laat. Ik heb Hunter, mijn oudste zoon, een keer meegenomen. De eerste nacompetitiewedstrijd tegen Helmond Sport, seizoen 2010-2011. Ik kocht een pet, een sjaal, een zak snoep en wij juichten samen. Mooie wedstrijd. Hij vond het geweldig. De volgende dag moest hij thuisblijven van school. Bekaf. Zijn moeder vroeg of ik gek geworden was.
Het onzalige tijdstip van vrijdagavond acht uur, is uit de koker van de commercie gekomen. Het zal ongetwijfeld veel geld uit de tv-reclame opbrengen, maar de rekening komt bij elke club dubbel en dwars terug, omdat er geen trouwe aanhang meer gekweekt wordt. Elke man is ooit kind geweest. Clubliefde, dat krijg je door eens in de twee weken op zondagmiddag naar het voetballen te gaan. Eerst achter op de brommer bij pa, later met vrienden op de jongenstribune. Jaar in, jaar uit. Tom Egberts deed het bij Heracles, Hugo Borst bij Sparta, Robbie Williams bij Port Vale en Elton John bij Watford. De liefde wordt onvoorwaardelijk, in voor- en tegenspoed, weer of geen weer
.Op vrijdagavond kan dat niet, dat is te laat. Niet alleen voor kinderen, ook voor mannen. Op vrijdagavond plof je op de bank, uitgeput van de werkweek. Dan wil je maar een ding: een biertje, de krant en Midsomer Murders op de tv. Dan heb je geen zin meer in de gang naar een koud stadion, hoe romantisch ook de aanblik van de majestueuze lichtmasten, hoog uittorend boven de volkswijken van de Parkstad. Op zaterdagavond kan ook niet, dan moeten we bij familie op visite. Of de familie komt bij ons. Ook dan zijn er thrillers op de tv. Ik noem een Dalziel & Pascoe, ik noem een Wallander, ik noem een Varg Veum.
Zondagmiddag, half drie.
Ik wil ooit met mijn zoons naar het voetballen. Naar SC Veendam. Zoals generaties jongetjes hun voorgingen, zo wil ik hun de liefde voor een club bijbrengen. Dat kan nu echter niet. Omdat er op vrijdagavond gevoetbald wordt. Om acht uur. Dat is te laat. Ik heb Hunter, mijn oudste zoon, een keer meegenomen. De eerste nacompetitiewedstrijd tegen Helmond Sport, seizoen 2010-2011. Ik kocht een pet, een sjaal, een zak snoep en wij juichten samen. Mooie wedstrijd. Hij vond het geweldig. De volgende dag moest hij thuisblijven van school. Bekaf. Zijn moeder vroeg of ik gek geworden was.
Het onzalige tijdstip van vrijdagavond acht uur, is uit de koker van de commercie gekomen. Het zal ongetwijfeld veel geld uit de tv-reclame opbrengen, maar de rekening komt bij elke club dubbel en dwars terug, omdat er geen trouwe aanhang meer gekweekt wordt. Elke man is ooit kind geweest. Clubliefde, dat krijg je door eens in de twee weken op zondagmiddag naar het voetballen te gaan. Eerst achter op de brommer bij pa, later met vrienden op de jongenstribune. Jaar in, jaar uit. Tom Egberts deed het bij Heracles, Hugo Borst bij Sparta, Robbie Williams bij Port Vale en Elton John bij Watford. De liefde wordt onvoorwaardelijk, in voor- en tegenspoed, weer of geen weer
.Op vrijdagavond kan dat niet, dat is te laat. Niet alleen voor kinderen, ook voor mannen. Op vrijdagavond plof je op de bank, uitgeput van de werkweek. Dan wil je maar een ding: een biertje, de krant en Midsomer Murders op de tv. Dan heb je geen zin meer in de gang naar een koud stadion, hoe romantisch ook de aanblik van de majestueuze lichtmasten, hoog uittorend boven de volkswijken van de Parkstad. Op zaterdagavond kan ook niet, dan moeten we bij familie op visite. Of de familie komt bij ons. Ook dan zijn er thrillers op de tv. Ik noem een Dalziel & Pascoe, ik noem een Wallander, ik noem een Varg Veum.
Zondagmiddag, half drie.
zondag 13 mei 2012
Voice-over
Zwarte man Van der Veen wil graag kond doen van éen van de betere series van de laatste jaren. Over de combi humor en zwart. De komende veertien dagen op het 3e net rond de klok van elf. O ja, onze 'cultclub' heeft een oefenpotje tegen Emmen gisteren met 3-1 gewonnen.
Ten tijde van Quentin Tarantino’s opkomst en het ontstaan van de Nouvelle Violence werd er hevig gediscussieerd over het wel of niet kunnen van zoveel geweld in de film.
Toen in 1993 de film 'Henry: Portrait of a Serial Killer' in ons land op het witte doek vertoond mocht worden kreeg ik bij het zien zowaar enige sympathie voor de seriemoordenaar. Gelukkig bleek Henry’s gedrag aan het einde van de film dusdanig amoreel en verwerpelijk dat ik de bioscoop met een gerust hart en schoon geweten kon verlaten. 'Serial Killer' zijn is gewoon niet o.k. ‘Plug in Otis' is trouwens nog steeds een tussen mij en zwarte man Blaakmeer gebruikte quote uit de film. Wij waren er samen bij toen één van de weinige nachtelijke voorstellingen met redelijk duister publiek plaatsvond in het Camera theater aan het Hereplein in Groningen.
Bloedspatten op tv zijn heden ten dage vaak niet meer te tellen. Vanaf vanavond zit ik elke avond rond een uur of elf gekluisterd voor de buis te kijken naar Dexter. Werkzaam als bloedexpert bij moordzaken in Miami heeft onze Dexter een geheim en een probleem. Door een getroebleerde jeugd slaat hij namelijk zelf ook aan het moorden. Niet in het wilde weg, maar volgens eigen strenge regels. Een serie over een seriemoordenaar die andere seriemoordenaars en slechterikken uit de weg ruimt.
Was het bij serie 1 & 2 nog zo dat je per aflevering een week de tijd had om bij te komen. De VPRO zendt nu elke avond een aflevering uit van de serie. Je hebt bijkans een zuurstofmasker nodig om het allemaal bij te kunnen houden.
Wat je ziet is op de keper beschouwd redelijk abject, maar sympathie voor Dexter wordt per aflevering opgebouwd. De vraag hoe Dexter zich nu weer uit tamelijk bizarre en hachelijke situaties gaat redden spookt na elke aflevering door mijn hoofd. Zijn vreemde gedrag wordt mede door de onweerstaanbare voice-over monologen volstrekt logisch.
'Let's just say i'm not exactly the boy next door'. Dexter Morgan heeft het gelukkig zelf door.
Vanavond om elf uur gaan we verder met Dexter roept de televisie. Ik kan niet wachten.
Geen discussie.
vrijdag 11 mei 2012
Tussenstand
'Ook Zwarte Mannen zullen eens Oude Mannen worden.' Met deze zin begint zwarte man Bill zijn schrijven getiteld 'Tussenstand'. Onze zwarte man staat stil bij de eindigheid van het bestaan. Tsja, het leven is niet meer dan een lichtflits tussen twee zwarte einden. Daartussen bevindt zich 'De Langeleegte'.
Ook Zwarte Mannen zullen eens
Oude Mannen worden. Mits ze mazzel hebben, natuurlijk. Ze zullen hoe dan ook
ooit Dode Mannen worden. Het is een van de vele misselijke streken van het
leven. Je leidt het, en soms lijd je eraan, en als stank voor dank word je oud,
en dan ga je uiteindelijk ook nog eens dood. Het is een gotspe, maar we hebben
het ermee te doen.
Ooit zullen we krom lopen en
krimpen. We zullen van die groteske oorlellen krijgen die tot de schouders
hangen, zoals het lange haar in onze jeugd, ooit, zo lang geleden. Nou hebben
we nog een neus, maar dan hebben we een gok. En diepe rimpels, waarin we de
munten voor het parkeergeld kunnen bewaren. En misschien worden we zelfs
vergeetachtig en herinneren we ons niet eens meer dat we ooit als wilden stonden
te juichen voor helden als Mitch en Jonathan van SC Veendam.
Maar zover is het nog lang niet.
Nu zijn we nog steeds bij de tussenstand en dat is sowieso de beste plek om te vertoeven.
De eerste helft is gestreden en we staan met 1-0 voor. We kunnen terugkijken op
een mooie strijd en een terecht zeer verdiende voorsprong.
Desalniettemin zal de
tegenstander zich niet zomaar gewonnen zal geven. Die zal er in de tweede helft
alles aan doen om op gelijke hoogte te komen. Op zijn minst moeten we onze
voorsprong zien te bestendigen, bij voorkeur met een extra goal erbij. Dat
wordt – laten we eerlijk zijn – nog een enorme opgave.
Maar nu is het nog de
tussenstand. We kijken tevreden om, hoe mooi die eerste 45 minuten verliepen, hoe
alles perfect onder controle was, en als kroon op het werk dat schitterende
doelpunt van onze Jonathan.
Tegelijkertijd vrezen we het
verdere verloop van de wedstrijd. Zal het onze jongens lukken de anderen direct
al in de eerste minuten van de tweede helft de definitieve nekslag toe te
dienen of krijgen de anderen juist vleugels en wordt het voor ons tot diep in de
94e speelminuut billen knijpen?
Eigenlijk doet het er niet toe of
de anderen ons straks nog zullen verschalken. Ook aan de man met de zeis valt
uiteindelijk niet te ontkomen. Maar dat zal pas blijken aan het einde van de wedstrijd.
Zo ver is het nog niet. Nu is het nog de tussenstand. En we kunnen tevreden
zijn, want wij staan voor.
Laten we het vieren met een
braadworst, die we bij dat mooie meisje van de snackbar kunnen kopen.
© Bill Mensema
woensdag 9 mei 2012
Don Leo
Kiel-Windeweer en SC Veendam. Een eerste poging tot duiding door zwarte man Van der Veen.
Tussen Hoogezand en Bareveld heeft de wind vrij spel. Weggekeild op de vlakte ligt hier en daar een boerderij. Soms klonteren ze samen langs een kanaal. Een dorp. Rond de kerk het vermoeden van een centrum. Het is maandagavond in Kiel-Windeweer. Een man staat met gekromde rug te bellen en rookt onderwijl een sigaartje. Leo Beenhakker? Ja het is Don Leo.
Leo Beenhakker een hele avond in je directe omgeving, dat biedt kansen. Zal ik het vragen? Het WK van 1990, wat was daar loos? Daar staat de man die het weet. Kromme rug, sigaartje. Zwarte man van der Veen aarzelt en ziet zich ondertussen weer zitten, aan de Zwarteweg in Groningen, onder de vlag van het illustere gezelschap TAO (Theologen Achter Oranje). Op de buis de wedstrijd tegen de Egyptenaren. Na afloop ballen de theologen op het trapveldje naast het spoor, bier binnen handbereik. Zwarte man van de Veen rukt zich los uit het verleden. Hij spreekt met een legende. Zal ik het vragen?
Leo was tijdens het WK in Italie de bondscoach. Hoe hij het precies is geworden weet ik niet meer, maar het zal vast met Cruyff te maken hebben gehad. Zoals bijna alles inzake het Nederlandse voetbal met Cruyff te maken heeft. Feit blijft dat op papier éen van de beste selecties van het Nederlands Elftal in Milaan tegen den Pruis het onderspit moest delven.
Een Nederlandse fluim in een Duitse krullenbol. Dat is het beeld van dat WK.
Don Leo moest leiding geven aan een Gullit en Koeman. Nu staat hij bij de ingang van kerkje in het veenkoloniale Kiel-Windeweer en moet genodigden enthousiasmeren om geld te geven voor de SC Veendam. De club waar hij ooit begon als trainer. De club waarvan hij vindt dat hij moet blijven bestaan en niet louter uit sentimentele motieven. Hij heeft gewoond aan de Schoolstraat in de Parkstad. Wonen in de plaats waar je werkt is volgens hem van belang om als trainer goed te functioneren. Nou is Madrid exotischer dan Muntendam. Neemt niet weg dat Leo zijn beste beentje voorzette.
Vragen stellen over 1990. Ik moest het maar niet doen.
Veendam is gered.
Een rokende man aan de achterkant van de Amshof in Kiel-Windeweer. Dat is voor mij het beeld van deze avond.
Woensdagmorgen
De wereld wil slechts strijd. Zwarte man Rob geeft u de volgende regels mee. Voor de woensdagmorgen.
Flexibel als was
Zacht als veen
Meegaand als wuivend graan.
Ik pas me aan.
dinsdag 8 mei 2012
Kiel-Windeweer
Zwarte man Van der Veen en Hadders konden de stroom aan informatie vanavond amper bijhouden. Kiel-Windweer was het epicentrum. De club is gered. Het pact is getekend. De veenkolonies behouden hun betaalde voetbal club. Details later. Zwarte man Bill loopt op de zaken vooruit en heeft beslag weten te leggen op het feestmenu ter ere van de promotie naar de eredivisie in het seizoen 2021-2022.
- Mosterdsoep met turfgerookte worstschilfers
- Salade van rooiverse krielaardappelen uit de polder ‘Hoop op Beter’ met koolzaadolie
- Kaasfondue ‘Peter Slik’, met Groninger rauwmelkse boerenkaas en afgemaakt met jenever
- Reeruggetjes uit speltbiermarinade met koolraapgratin
- Plakje varkensrollade, gekruid met lupinen en geserveerd met huisgemaakte jus
- Crème brulee met gekonfijte veldzuring
Het diner zal worden geserveerd in ons geliefde clubhuis ‘de Verbetering’ aan het Vosseveld 5 te Veendam. De muzikale omlijsting zal worden verzorgd door de Veenrappers van ‘Wuifend Graan’.
zondag 6 mei 2012
Carice van Houten
Zwarte man Bill keek televisie en verwondering was zijn deel.
Gisteravond zag ik
haar onverwacht weer. Gelukkig was het niet in het echt, maar op tv. Carice van
Houten. “Onze Carice”, zoals ze in DWDD of RTL Boulevard gewoonlijk wordt
genoemd.
Onze Carice, als ze
weer eens een totaal nietszeggend kut rolletje heeft bemachtigd in een Amerikaanse
blockbuster.
Onze Carice, als ze
weer eens de hoofdrol heeft gespeeld in de zoveelste drol van een Nederlandse
film.
Er komt een Carice
bij de dokter.
De gelukkige huis
Carice.
Alles is Carice.
Carice van Oranje.
In al die films
gaat ze steevast krijsen – want dat is pas passie volgens de Nederlandse
cinematografen (een in dit land helaas niet uit te bannen misvatting sinds de
verschijning van de overgewaardeerde mega kut film “Turks fruit” halverwege de
jaren zeventig van de vorige eeuw) – en je kunt er ook donder op zeggen dat
onze Carice op een gegeven moment uit de kleren gaat. Dan krijgen we voor de
zoveelste keer haar allesbehalve inspirerende kleine kut tieten te zien. Ik zou
er godverdomme bijna homo van worden, ware het niet dat ik zo’n enorme hetero
ben dat zelfs een paar suikerbieten langs de kant van de weg mij al kunnen
opwinden.
Onze Carice… Ik
dacht het niet!
Als er al een
Nederlandse actrice is die aanspraak zou mogen maken op dat “onze”, dan is dat
Halina Reijn. Onze Halina stamt namelijk uit Wildervank (bron: Zwarte Herman), en
ook al is ze net zo’n kut actrice als onze Carice, ze heeft in elk geval
mooiere borsten.
Maar goed…
Onze Carice speelt
nu dus in een film, die opgenomen is in het Amerikaanse New Mexico, zeg maar de
Veenkoloniën van de Verenigde Staten. Ik zag er gisteravond een voorstukje van
op tv. Even bleef ik op die zender hangen, om alvast iets te kunnen zien van de
spreekwoordelijke naaktscène met onze Carice. Maar die kwam niet. Ik zag onze
Carice alleen maar krijsen tegen een andere actrice. En verder werd er veel
poeha gemaakt over het feit dat onze Carice het tijdens de filmopnames best wel
moeilijk had met de winterse weersomstandigheden in New Mexico, dat feitelijk
een woestenij is.
Met een kotszakje
zat ik ernaar te kijken.
En toen bedacht ik
ineens: stel dat onze Carice die film nou had gemaakt in onze Veenkoloniën?
En stel nou dat ze
deze keer eens niet zou gaan krijsen, en dat ze deze keer haar blote tieten – op
zich eigenlijk een eerbetoon aan de lange leegte – eens niet zou laten zien?
Stel nou dat het
eindelijk eens een goede Nederlandse film zou zijn waarin onze Carice speelt?
En waarom zou dat ook niet kunnen? Als ze in Duitsland wekelijks een goede
Tatort kunnen maken, dan zou het ons in dit land toch moeten lukken op zijn
minst eens in de vijf jaar een film te maken waar wij allen trots op kunnen
zijn?
Stel dat dit nou
allemaal het geval zou zijn, zou ook ik dan eindelijk omgaan? Zou ook ik dan
eindelijk kunnen zeggen: ja, dat is inderdaad ONZE Carice.
Onze Carice…
Nee. Ons Veendam? Absoluut!
Altijd! Maar onze Carice? Mag ik bedanken? Bedankt! Ik ben Gekke Henkie niet.
En dan hebben we
het dus niet over onze directeur.
© Bill Mensema
vrijdag 4 mei 2012
Cult
Zwarte man Fousert is van nature geen somberman. Hij laat echter vandaag zijn gedachten de vrije loop over het idee dat het ontbrekende geld voor het volgende seizoen niet op tafel komt. Dan stopt het betaalde voetbal in Veendam.
Zwarte mannen denken niet in problemen. Enkel in oplossingen.
Wat doe je dan met de memorabilia die horen bij achtenvijftig jaar betaald voetbaal? Die spullen horen in een museum! Welke memorabilia? Een volstrekt willekeurige en onvolledige selectie:
Wat doe je dan met de memorabilia die horen bij achtenvijftig jaar betaald voetbaal? Die spullen horen in een museum! Welke memorabilia? Een volstrekt willekeurige en onvolledige selectie:
- de schriftelijke vastlegging van het eerste premiestelsel: vijftien gulden voor een gewonnen wedstrijd, tien gulden voor een gelijk spel en vijf gulden voor een nederlaag (dat waren nog eens tijden!);
- de voetbalschoenen van Dick Nanninga, begonnen bij Veendam en de enige Nederlandse voetballer die ooit een veld‑doelpunt maakte in een WK-finale (de andere Nederlandse voetballer die scoorde in een WK-finale was Johnny Rep in 1974 en wel met een penalty). Of, beter nog, een afdruk van z`n voorhoofd!;
- het keepershirt van De Zwarte Panter (nomen est omen). De Zwarte Panter speelde bij Veendam van 1961 tot 1964;
- een (nog te produceren: ideetje voor de commerciële afdeling) action figure van Angelo Cijntje;
- die zwart-gele cult-auto!;
- een wand met daaraan alle shirts uit de historie, de cirkel lijkt rond: begonnen met een V op de borst en ermee geëindigd;
- het boegbeeld van Henk Nienhuis, natuurlijk;
- een maquette van de familietribune, inclusief gehaktballenloket;
- de kruiwagen, met de meermaals door Zwarte Man Bill daarvan afgestoten turfblokken;
- een foto van die grote vriendelijke reus die de beveiliging van de businessruimte voor zijn rekening neemt;
Mocht het verleden van SC Veendam onvoldoende blijken om het alsnog te redden, dan hebben De Zwarte Mannen nog wel een commercieel ideetje: we laten Henk Eising veenkoloniaal water instralen, gewonnen in Borgercompagnie waar zijn moeder werd geboren, doen dat in blikjes en verkopen het als energiedrank.
Het is immers zonde om al die positieve energie van Henk Eising zinloos te laten weglopen…
donderdag 3 mei 2012
Reiskostenvergoeding
Zwarte man Blaakmeer bericht vanuit De Kuip. Wat dat met Veendam te maken heeft?
‘Reiskostenvergoeding’, kent u dat woord. Proef het voor op de tong, laat het verder naar binnen rollen, kaats de vergoeding van wang naar wang, en laat het woord vervolgens het achterste van uw tong zien. Nee, slik het niet in. Reiskostenvergoeding ligt zwaar op de maag. Vraag maar op de Lange Leegte.
Gisteravond was uw scribent in De Kuip, dat op de Lange Leegte na met afstand het mooiste stadion van de wereld is. Vreugde was ons deel. Oude mannen zeulden met een cup, in een grijs verleden verdiend door een vrije trappen specialist. Er was een mascotte die gewoontegetrouw een 3-1 overwinning voorspelde. Het familievak, in ons plaatselijke parlando ‘vakkie veevee’ genaamd, was tot de nok toe gevuld en we hadden er zin an. Kijk: Robin van Persie tussen de oude mannen, met een zwarte jas aan. En die cup. Mooi hoor. Tien jaar geleden waren we fortuinlijk, vergeeft u me de afschuwelijke pun.
Bij het ballen tegen die van Almelo gebeurde er zo goed als niets. Uit dat niets ontstonden, als een ware creatio ex nihilo, vier loepzuivere doelpunten. Later frommelden die van de stoplichten er nog eentje in, maar dat deerde niemand meer. Het was feest. De stadionclub wordt tweede. Dat is wel eens anders geweest.
Ja, goed, heel aardig allemaal. Maar wat heeft dat met reiskostenvergoeding te maken? Ho lezer, geduld, rustig afwachten, komt allemaal goed. Of niet.
Afgelopen weekeinde zaten we er ook, in vakkie veevee, tegen die van Alkmaar. Voor onze ogen toverde de grote breedgeschouderde zwarte man zich dwars door drie verdedigers heen om de bal van vlakbij in het dak van het doel te jagen. Tenminste, dat was de intentie. Het jagen lukte maar het schot trof de onderkant van de lat. Een zucht uit veertigduizendkelen steeg op naar de duizend lampen van het stadion. Ik heb ze geteld. Het zijn er tweehonderdvierenveertig. Die lampen dan. Sterk in Rotterdam, sterk in Nederland.
Ruben Schaken is een zwarte man, ongeacht zijn huidskleur. Ruben woont in Almere en daar is hij gelukkig. Het is ver naar Rotterdam, maar minder ver dan naar Venlo. Vroeger, toen hij nog gewoon geschouderd was, reed Ruben drie seizoenen lang naar de Lange Leegte. Dat is ruim voorbij de horizon.
Reiskostenvergoeding.
Abonneren op:
Posts (Atom)