zaterdag 25 mei 2013

Zin

De hoofdklasse lonkt voor het nieuwe SC Veendam. Nu het geld nog. We gaan ervoor. We hebben er 'zin' in. Maar ja, het moet nog wel gebeuren.

Over 'zin' gesproken. Zwarte man Sandman was met vrouw en kinderen op vakantie kreeg inspiratie en produceerde de volgende 'zin'. 

"Een Gronings staaltje hikhakkerderij van de bovenste plank met ik wil niet, ik ook niet, jullie gaan gewoon mee en ik heb moede benen en ophouden te zeuren nu en ik kan mijn fiets niet vinden en die iPads gaan sowieso uit en ik zit er net achter en hij was langer bezig dan ik en ik mag ook niks en hij alles en ik, die al tien keer heen en weer had kunnen rijden voor evenzovele blikken tomatensoep, ik stond erbij en ik keek ernaar en ik had zin om een blik tomatensoep dwars door de voortent te gooien en nog liever wilde ik met fiets en al omvallen en ter plekke gaan slapen met mijn oren volgestopt met konijnenkeutels."

Woorden in de juiste volgende.

Wat wil een mens nog meer.

vrijdag 17 mei 2013

The Dude Abides

Zwarte man van der Veen doet in de week van groen licht van de KNVB voor een doorstart in de hoofdklasse en het filmfestival van Cannes verslag van zijn kijkervaring.


Bij het betreden van de zaal schudt zanger Bad Blake zijn hoofd en mompelt iets in de trant van 'niet weer'. Het concert vindt plaats in een bowling centrum.

Ik kijk nog maar vijf minuten naar 'Crazy Heart' en deze film over countryzanger Blake, gespeeld door Jeff Bridges, doet geen enkele moeite mij niet te laten denken aan Jeff's meest definitieve rol ooit, die van 'Dude' in de 'Big Lebowski' van de broertjes Coen.

'Crazy Heart' is dun en zit boordevol cliché's, maar doet het er toe? Helemaal niet. De film kijkt lekker weg. Jeff Bridges is tenslotte altijd een feestje. Als country zanger gelauwerd met een Oscar, hij blijft 'His Royal Dudness'.

De makers van Guitar aficionado zijn het hier blijkbaar mee eens.

'The Dude abides'. Voor eens en voor altijd.

O ja en over crisis gesproken. Voor één euro bij de Action.

vrijdag 10 mei 2013

Schijthekel (1)


Over man en paard. Over namen en rugnummers. Veel dingen gaan gestaag. Als je maar progressie boekt. Stilstand is vooruitgang heeft een beroemde filosoof ooit gezegd. Het levert in ieder geval het volgende schrijven van zwarte man Mensema op. Wie heeft er niet achter een bus of busje staan wachten en zich verbaasd over ontzagwekkende nummers. 

Tsja, nummer 14. Dat was pas een nummer. 



Wij Zwarte Mannen zijn onderhand helemaal klaar met busbedrijven en andere vervoersondernemingen die de nummering van hun wagens in zulke hoge regionen zoeken dat je zou verwachten met een intergalactische wereldvloot van doen te hebben in plaats van transportonderneming De Groot & Zn uit Musselkanaal. Een bus met het ontzagwekkende nummer 1650 op de achterzijde? Eentje met nummer 3423?

Poeh hee!

Maar moeten we werkelijk geloven dat de betroffen onderneming over zo’n uitgebreid wagenpark beschikt? Betekent het echt dat het bedrijf over minstens 3118 andere bussen beschikt, als we een tijdje achter bus 3119 vastzitten in de file? Natuurlijk niet. Met 200 bussen is het immers al een behoorlijke bedrijf waar niemand zich voor hoeft te schamen en waarmee de hele provincie Groningen zeven dagen per week ruimschoots mee bereden kan worden.
De op de achterzijde van de bus prijkende nummers zouden dientengevolge in het bescheiden bereik van 1 tot 200 moeten liggen.

Zou je zo zeggen.
Als weldenkend mens.

Bij de Zwarte Mannen – weldenkers par excellence – rijst het vermoeden dat de ambitieuze ondernemers in de nummering van de door hen geëxploiteerde bussen te ver zijn doorgeschoten door ook de schroeven en bouten in de garage mee te tellen, alsmede de plastic bekers in de kantine en juffrouw Jannie van de administratie (salarisnummer 675).

© Bill Mensema

maandag 6 mei 2013

Leeg


Zwarte man Bill heeft het over verbindende lijnen. De Langeleegte als stadion en meer. Wat de toekomst brenge moge?


Sinds het faillissement van SC Veendam staat De Langeleegte leeg. Dit was niet de opzet toen het in 1954 werd geopend, maar we kunnen niet om de feiten heen. De club bestaat niet meer, maar het stadion staat er nog steeds. En het stadion is leeg.
Een van de mooiste, markantste stadions van het land staat nu ongebruikt in een verlaten hoekje van de Parkstad. Zeker, het is niet perfect, state-of-the-art en hypermodern zoals de Euroborg in Stad, de Arena in Amsterdam of het megalomane megaproject dat straks in Rotterdam voor bijna een half miljard de Kuip gaat vervangen. Het is een van de meest verafgelegen stadions in Nederland, waar andere clubs jarenlang naartoe afreisden met een mengeling van wrevel over de lange uren in de bus en huiver vanwege de angst inboezemende naam.
Maar tegelijkertijd is het een van de weinige plekken in het land waar elke wedstrijd een echte voetbalbeleving was, waar hele gezinnen op af kwamen, waar moeke Alberts onbekommerd zat te schelden op de tribune, waar de kleine Oscar zijn eigen, thuis gemaakte geelzwarte vlag zwaaide bij elk doelpunt (ook bij eentje van de tegenstanders), waar je het gras in elke hoek kon ruiken, net zoals het bloed, zweet en tranen van de spelers op het veld, waar Cijntje na afloop geduldig handtekeningen bleef zetten.
Waar de patat goed smaakte. Net als het bier. Waar supporters van Excelsior of De Graafschap nadien gebroederlijk stonden te drinken met onze eigen hooligans. Waar de hoge veldlampen nog een tijdje het inmiddels lege stadion in het licht bleven zetten, voordat de nacht opnieuw zou vallen over de Veenkoloniën.

Waar we soms het hart van De Langeleegte hoorden kloppen.

De Langeleegte.

Net als Leegkerk – een diep in het land verscholen gehucht vlakbij Hoogkerk – betekent ‘leeg’ in het Gronings niet ‘leeg’ maar ‘laag’. We zien deze betekenis ook terug in de naam Leegwater.

Onze Langeleegte is een lange laagte.

Onze Langeleegte heeft een bezoekerscapaciteit van 6.500. Ik ken dat aantal. Ik ken het van een concert dat Bob Dylan in 2008 in het Deense Odense gaf. Voor 6.499 Denen die daar op afkwamen. En ikzelf. Net als Bob ook een mannetje van het lage land.

In de lange duisternis begin ik weer punten te zien. Nu nog de verbindende lijnen trekken.



© Bill Mensema

zaterdag 4 mei 2013

Cambuur

Juster wie het sa fier.

Cambuur werd kampioen van een competitie waar wij ooit ........... De Leeuwarder Courant wond er geen doekjes om. 'Met dank aan het faillissement van Veendam'. 

Cambuur, een echte club uit een echte stad, met een echte aanhang. Cambuur gefeliciteerd.

Deze zomer een oefenduel op de Langeleegte! Zou mooi zijn.

maandag 29 april 2013

De Nederlandse film


Druk, druk, druk en nog eens druk. De zwarte mannen hebben het druk. Het druk hebben met schijnt ook een issue te zijn. Voor de verandering even iets heel anders. Zwarte man Mensema over het bloot in de Nederlandse film. Als mosterd na de maaltijd mopperen, altijd goed! Veel leesplezier.



Op de Australische tv zender SBS wordt elke woensdagavond een film uitgezonden uit een van de vele immigratielanden die het zuidelijk continent rijk is. Vanzelfsprekend worden er op de Australische televisie veel Engelstalige films vertoond, maar woensdagavond krijgt men er tevens Griekse, Italiaanse, Duitse, Franse, Indiase en meer recent ook Afrikaanse films te zien. In de originele taal, met ondertiteling.

Aangezien er veel Nederlandse immigranten in Australië een bestaan hebben opgebouwd, komen Nederlandse films ook geregeld aan bod.

Mijn Australische (maar van origine Engelse) oudtante Marj heeft ze allemaal gezien. Tenminste, toen ze nog leefde. Nu is ze dood.

Toen ze er nog was, en toen ik ook nog in Australië was, zei ze me eens dat ze het idee had dat wij Nederlanders wel heel erg veel aan seks doen. Perplex staarde ik haar aan, want over het algemeen is men in Australië nooit zo direct. Aan de andere kant geldt binnen de familie natuurlijk een losser protocol. Zulke opmerkingen kan men dan gerust plaatsen.

Marj baseerde dit idee op de Nederlandse films die zij in de loop der tijd op SBS had gezien. Dat is aanzienlijk meer dan ikzelf, want ik volg de Nederlandse film al jaren niet meer. Toch heb ik er vroeger veel gezien. Soms vond ik ze zelfs erg goed. Zo staat me de film ‘Soldaat van Oranje’ goed bij, net als de films ‘Spetters’, ‘Het debuut’, ‘De vierde man’ en ‘De provincie’. Vond ik allemaal goede films.

Very, very graphical, zei Marj.

Welnu, in alle Nederlandse films die Marj tot nu toe gezien had, kwamen er zeer plastisch in beeld gebrachte seks scenes voor.

Ik knikte. Het achterwege laten van dergelijke scenes is na het fenomenale kassucces van de film ‘Turks fruit’ in het begin van de jaren 70 ondenkbaar geworden. Sindsdien zijn seks scenes in Nederlandse films de regel waar amper een uitzondering op wordt gemaakt. Dat was al zo toen ik er nog naar keek, zoals de beruchte pijp scene in de Rotterdamse metro in ‘Spetters’.

Dus eigenlijk begreep ik de opmerking van mijn oudtante wel.


Om haar gerust te stellen zei ik dat het ten eerste wel mee valt. Zelfs in het zich naar de buitenwereld toe als progressief profilerende Nederland is het meeste uiteindelijk heel gemiddeld. Ten tweede biechtte ik haar op dat ik als halve Nederlander juist mijn uiterste best deed dit cinematografische gepoch weer naar de juiste proporties terug te brengen door de laatste tijd vrijwel helemaal geen seks meer te hebben.

(Overigens tegen mijn zin in.)

Hoofdschuddend keek mijn oudtante me aan, stond op en ging thee zetten in de keuken van de lage bungalow aan de baai van Thevenard, aan de Zuid-Australische kust.

Ondertussen ging ik naar buiten om een sigaret te roken. Daar herinnerde ik me de laatste Nederlandse film die ik gezien had, waarna ik geen trek meer had in films van Nederlands fabricaat, waarna ik er helemaal klaar mee was.
Ik herinnerde me de film ‘Bastille’. Niet over het vlammend begin van de Franse revolutie, maar over Derek de Lint die iets moet op- of uitzoeken in Parijs. De film is nog maar net tien minuten aan de gang, of we zien hem vijf minuten lang masturberen in een hotelkamer in de Franse hoofdstad.
Daarna was ik er klaar mee.
Daarna had ik geen trek meer.

De Nederlandse film is ruk.

Dat is wat ik toen – begin jaren 80 – dacht.

Aan de Australische kust van de Zuid Oceaan dacht ik er in 2000 iets milder over. Ik begreep de Nederlandse voorkeur voor seks scenes in de film iets beter, aangezien er minder financiële middelen voorhanden zijn in de Nederlandse filmwereld dan in de grote Europese landen. En dan laten we de Amerikaanse filmwereld al helemaal buiten beschouwing.
In Nederland moeten we het gewoon met minder doen. Om dan toch nog enigermate spraakmakend te zijn, doen we er een paar seks scenes in. Dat is in elk geval stukken goedkoper dan het uitvoeren van dure stunts.
 
Aan de andere kant – zo bedacht ik me ook terwijl ik voor de bungalow in Thevenard stond te roken – waren er in het qua inwonertal met Nederland vergelijkbare Australië halverwege de jaren 90 twee films vervaardigd die overal ter wereld volle bioscoopzalen trokken. ‘Muriels wedding’ en ‘Priscilla, queen of the desert’. Ik had ze ook gezien, de eerstgenoemde zelfs tweemaal.
Een totaal terecht succes. En ook nog eens tegen minimale kosten gemaakt.
Seks kwam er trouwens ook in voor, zoals tussen Muriel en de atletische zwemmer, maar het is maar wat je dan als regisseur wilt laten zien. Plastisch was het zeker niet. Eerder suggestief, met een gezonde dosis humor.
En het getuigde vooral van een diepmenselijke warmte.

Dat laatste is een kwalificatie die in Nederlandse films als ‘Het debuut’ en ‘De provincie’ nog wel terug te vinden is, maar dat daarna steeds meer plaats leek te maken voor iets dat niet echt fijn is. Iets schrijnends.
Geen leuk gevoel.
Niet leuk om naar te kijken.

Kille, van alle warmte ontdane, trieste seks.

Het zou iets moeten zijn waar ik direct voor zou willen tekenen, aangezien ik al zo lang droog stond. Maar het is zo verdomd treurig stemmend.
Ik keek naar de dovende kegel van mijn GPC sigaret, keek toen om me heen, over de baai waar verderop mijn oudoom Ted in zijn bootje zat te vissen, naar de jetty – een ver in de baai stekende houten pier – die daar ooit onder auspiciën van mijn oom Kerry was gebouwd, en uiteindelijk naar de grote SACBH silo’s aan het oosteinde van de baai, waar wekelijks een groot graanschip aanmeerde.
Dit was zo anders als Nederland.

En ergens ook weer niet. We hebben immers veel meer gemeen dan niet, want uiteindelijk zijn we vooral mensen. We staan ’s ochtends op, we ontbijten, we gaan naar het werk, we dragen daar ons steentje bij aan de samenleving, we komen thuis, we delen het avondeten, we lezen wat voor aan de kinderen, we kijken nog wat tv, we gaan naar bed en misschien – als we allebei zin hebben – hebben we nog wat seks. Daarna vallen we in slaap, om de volgende dag alles opnieuw te doen.

Ik dacht niet langer terug. Ik dacht vooruit. Ik dacht aan een paar Nederlandse films die ik later nog zou gaan zien, omdat ik er op den duur toch weer benieuwd naar zou worden. Films die ik zelfs zou gaan huren in de videotheek. Ik dacht vooruit.


VOORUIT SPOELEN>>


De VHS videorecorder zou een DVD player worden, die op zijn beurt zou worden vervangen door een HDD player. Dit laatste apparaat zou op den duur vervagen tot een zogeheten cloud. Allemaal techniek. Techniek dient de mens. Op deze stelling is wel het een en ander op aan te merken, maar zover gingen mijn gedachten in het jaar 2000 aan de Zuid-Australische kust niet.
Ik dacht alleen aan de Nederlandse films die ik nog ging zien.


VOORUIT SPOELEN>>


Met mijn dochter keek ik in 2011 naar de Nederlandse film ‘Er komt een man bij de dokter’, over een man die niet goed kan dealen met zijn terminaal zieke vrouw en daarom met iedereen die dronken genoeg is naar bed gaat. Na de eerste seks scene met de gelauwerde Nederlandse actrice Carice van Houten – die behalve erg goed kan krijsen, elke mogelijkheid aangrijpt om uit de kleren te gaan – bleef ik nog een kwartiertje kijken, maar ik had er eigenlijk alweer tabak van.
In hetzelfde jaar keken we naar ‘De gelukkige huisvrouw’, ditmaal over een Nederlandse vrouw die maar niet klaarkomt met haar postnatale depressie. Zelfde geval. Weer Carice van Houten in haar nakie, weer veel seks van het kille en trieste soort. Opnieuw een kwartier langer doorgekeken, maar ook daarna trok ik het niet meer.
Het is een klein wereldje, de Nederlandse filmwereld. Ik zou willen zeggen ‘klein maar fijn’, maar dat lukte me niet. Ook dacht ik voor een moment aan de in Nederland veel gebezigde uitdrukking ‘Waar een klein land groot in is’ dat ik vanwege de films van Nederlandse makelij zou willen wijzigen in ‘Waar een klein land klein in blijft’. Vond ik goed gevonden van mezelf. Maar zelfs dat sprak ik niet uit. In plaats daarvan zat ik alleen maar tegen het brede plasmascherm in de woonkamer van mijn dochter te schelden.

Houd toch op met dat pedante gedoe! zo schreeuwde ik, houd toch op met dat gezever over ongeneselijke ziektes en postnatale depressies, want daar gaan al die Nederlandse kut films over!

Wat is er toch, opa?

Ik hoorde mijn vierjarige kleindochter niet eens, zo razend was ik over dit zoveelste wanproduct van vaderlandse bodem.

Ja, schreeuwde ik verder, in Amerikaanse films moet het altijd over geweld gaan, maar Nederlandse films spelen met hun expliciete seks scenes net zo goed in op de primaire driften van de mens. En aangezien zelfs Nederlandse filmers het te gortig vinden als het dan alleen maar om de bloot scenes draait, moet het daarnaast ook altijd weer over ‘iets’ gaan, wat steevast neerkomt op dealen. Hoe je moet dealen met de dood bijvoorbeeld. Fuck off met de dood. Die komt op den duur heus wel. Wat wil je eraan doen? Fuck off met het dealen met de dood! Het is godverdomme ook altijd hetzelfde liedje hier: functioneel bloot dat afgewisseld wordt met functioneel dood!

Wat is dood, opa?

Ik keek mijn kleindochter met net zulke grote ogen aan als waarmee zij naar mee keek.

Ja, lachte mijn dochter, je hebt het onderwerp zelf op tafel gelegd. Nou mag jij het ook zelf aan je kleindochter gaan uitleggen.

Maar…

Ik ga even thee zetten. Succes ermee!


<< TERUG SPOELEN


Ik zou in 2010 ook nog een Nederlandse film zien die ik eigenlijk best wel te pruimen vond: ‘Alles is liefde’. Ondanks de stomme titel en zelfs ondanks Carice van Houten in een van de hoofdrollen, keek ik er met plezier naar. Ik keek de film ook uit. Of er een seks scene in voorkomt, weet ik eerlijk gezegd niet meer. Ik geloof van niet.
Ik herinner me blij verrast te zijn.
Eindelijk eens een Nederlandse film zonder gezeik.
Dat vond ik eigenlijk ook wel van de film ‘Simon’ van de Amsterdamse filmregisseur Eddy Terstall. Ook al lijdt de hoofdrolspeler aan een ongeneselijke ziekte en grijpt het overigens prachtig verbeelde einde – wanneer hij in Thailand zijn dood symbolisch tegemoet treedt door van een rots af te springen – de kijker bij de keel, het is vooral een zeer menselijke film. Het was zeker een film die me lang bij zou blijven.


<< TERUG SPOELEN


In het jaar 2000 had ik nog nooit van Eddy Terstall gehoord, was ik in Australië en schoffelde ik mijn inmiddels gedoofde GPC peuk onder het zand op de inrit van het huis van mijn oudoom Ted en mijn oudtante Marj. Ik staarde nog eens naar de grote, witte graansilo’s van SACBH. In die dagen wist ik precies wat de afkorting betekende, maar ik moest vooral gniffelen om BH.

Ik had echt te lang geen seks meer gehad.

Zou dat ook liggen aan ‘Turks fruit’? Dat vroeg ik me af toen ik de bungalow weer naar binnen liep. Marj had een kop thee voor mij op de keukentafel neergezet, maar bevond zich alweer in de koele woonkamer, waar ze op een Lazy Boy fauteuil in slaap gesukkeld was. Ik ging in de andere Lazy Boy zitten, nipte aan mijn thee en dacht aan ‘Turks fruit’.

Ik dacht niet langer vooruit. Ik dacht nu weer terug.


<< TERUG SPOELEN


Ik dacht aan mezelf als puber. Hoe we medio jaren 70 dagelijks naar school fietsten door de Groninger provincie en regen en tegenwind altijd ons deel was. Hoe we zulke narigheid weer vergaten door te lullen over de grote filmsensatie ‘Turks fruit’, waar onze ouders het over hadden, waarover op tv werd gesproken.
De mannelijke hoofdrolspeler Rutger Hauer, ja, die kenden we allemaal nog als de onverschrokken ridder Floris die altijd ten strijde trok tegen de mannen van de valse Hertog van Gelre. Floris was een van onze eerste tv helden.
In de film ‘Turks fruit’ had hij blijkbaar heel veel seks. Wat dat precies was, wisten we amper. Maar we hadden wel begrepen dat er heel veel blote tieten in de film te zien waren.

De film werd alleen vertoond in de bioscopen die maandenlang uitverkocht waren. Het was evenwel een film voor 18 jaar en ouder. Daar mochten wij nog niet naartoe.

Pas als student zou ik de film voor het eerst zien. Ik herinner me er niet veel van. Ja, heel veel seks scenes – gelukkig niet met Carice van Houten (die was destijds nog niet eens geboren) maar met Monique van de Ven – en dat de hoofdrolspeelster op het einde van de film aan een terminale ziekte bezwijkt.
Ik vond ‘Turks fruit’ eerlijk gezegd een fenomenale kut film.
Ik zag de film daarna nog eens, samen met een vriendin met wie ik hoopte nadien seks te hebben. Ook toen vond ik het weer een fenomenale kut film. Mijn fout die avond was dat ik mijn gemopper niet onder stoelen of banken stak. Met als gevolg opnieuw een nacht zonder seks voor mij.

De ellende met ‘Turks fruit’ is dat de film daarna jarenlang in de Nederlandse filmwereld heeft geschitterd als een alles verblindende ster in het firmament. Critici riepen het zelfs uit tot de beste Nederlandse films ooit. Met als gevolg dat ‘Turks fruit’ een sjabloon werd voor hoe je in Nederland films dient te maken.
Dus met niets aan de verbeelding over latende seks scenes. En met gezeur over de dood, terminale ziektes en hoe wij daar als Nederlanders mee dienen te dealen.


VOORUIT SPOELEN>>


Ik keek opzij en zag dat mijn oudtante Marj in haar Lazy Boy lag te snurken. Waarop ik de tv wat zachter zette met de afstandsbediening en begon te zappen. Niet dat er veel keuze is in Zuid-Australië, waar de mensen zich tevreden stellen met vijf tv zenders.
Een daarvan was SBS.
Daar werd op dit moment een Nederlandse film uitgezonden. ‘Bastille’ met Derek de Lint.

Ik knipte de tv uit en klapte de voetensteun van mijn Lazy Boy naar voren, net zoals mijn oudtante had gedaan.



© Bill Mensema